HET DERDE BOEK VANMOZES,GENAAMDLEVITICUS

HOOFDSTUK 6.

Wetten rakende degenen die hun naaste wat ontvreemd hadden, vs. 1, enz. Breder verklaring van de wettige wijze van het brandoffer, 8. Van het spijsoffer, zowel dat wat gemeen was, 14. Als dat wat in de inwijding van Aäron en zijn zonen geofferd moest worden, 19. En eindelijk van het zondoffer, 24.

1

VERDER 1sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2

Als een 2mens gezondigd en 3tegen den HEERE door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal 4gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven of 5ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij 6met geweld zijn naaste onthoudt;

3

Of dat hij het verlorene gevonden en daarover gelogen en met valsheid gezworen zal hebben, aover iets van alles wat de mens doet, daarin zondigende;

4

Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den roof dien hij geroofd, of het onthoudene dat hij met geweld onthoudt, of het bewaarde dat bij hem te bewaren gegeven was, of het verlorene dat hij gevonden heeft;

5

Of van alles waarover hij valselijk gezworen heeft, dat hij hetzelve 7in zijn hoofdsom wedergeven en nog het vijfde deel daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven 8op den dag zijner schuld.

6

En hij zal den HEERE zijn schuldoffer brengen, tot den priester, een volkomen ram uit de kudde, 9met uw schatting, ten schuldoffer.

7

Dan zal de priester voor 10hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven worden, over iets van al wat hij doet, 11waaraan hij schuld heeft.

Het brandoffer
8

Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

9

Gebied Aäron en zijn zonen, zeggende: 12Dit is de wet des brandoffers: 13het is hetgeen dat door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan den morgen opvaart, alwaar 14het vuur des altaars zal brandende gehouden worden.

10

En de priester zal zijn 15linnen kleed aantrekken en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en zal 16die bij het altaar leggen.

11

Daarna zal hij zijn klederen uittrekken en zal andere klederen aandoen, en zal de as 17tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats.

12

Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar de priester zal 18daar 19elken morgen hout aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken en het vet der dankoffers daarop aansteken.

13

Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden.

Het spijsoffer
14

Dit is nu de wet bdes 20spijsoffers: een der zonen van Aäron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, 21vóór aan het altaar.

b Num. 15:4, enz.
15

En hij zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers en van deszelfs olie, en al den wierook die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken op het altaar; het is 22een lieflijke reuk c23tot deszelfs gedachtenis voor den HEERE.

16

En het overblijvende daarvan 24zullen Aäron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten worden, in de heilige plaats; 25in het voorhof van de tent der samenkomst zullen zij dat eten.

17

Het zal niet gedesemd gebakken worden; het is hun deel dat Ik gegeven heb van Mijn vuuroffers; het is 26een heiligheid der heiligheden, gelijk het zondoffer en gelijk het schuldoffer.

18

Al wat mannelijk is onder de zonen van Aäron zal dat eten; het zij een 27eeuwige inzetting voor uw geslachten van de vuuroffers des HEEREN; al d28wat 29die zal aanroeren, zal 30heilig zijn.

19

Wijders sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

20

Dit is de offerande van Aäron en van zijn zonen, die zij den HEERE offeren zullen ten dage als 31hij zal gezalfd worden: het tiende deel ener 32efa meelbloem, 33een spijsoffer gedurig; 34de helft daarvan op den morgen en de helft daarvan op den avond.

21

Het zal in een pan met olie gemaakt worden; 35geroost zult gij dat brengen; en de 36gebakken stukken des spijsoffers zult gij offeren tot een lieflijken reuk den HEERE.

22

Ook zal de priester die uit zijn zonen in zijn plaats de 37gezalfde zal worden, hetzelve doen; het zij een eeuwige inzetting; het zal voor den HEERE geheel 38aangestoken worden.

23

39Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; het zal niet gegeten worden.

Het zondoffer
24

Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

25

Spreek tot Aäron en tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des 40zondoffers: 41in de plaats waar het brandoffer geslacht wordt, zal het zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; 42het is een heiligheid der heiligheden.

26

eDe priester die dat 43voor de zonde offert, zal het eten; in de heilige plaats zal het gegeten worden, in het voorhof van de tent der samenkomst.

27

Al 44wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal 45heilig zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, 46dat waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in 47de heilige plaats wassen.

28

En het aarden vat waarin het gezoden is, zal gebroken worden; maar zo het in een koperen vat gezoden is, zo zal het geschuurd en in 48water gespoeld worden.

29

Al wat mannelijk is onder de priesters, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden.

30

Maar geen 49zondoffer fvan welks bloed in de tent der samenkomst zal gebracht worden om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden.