Verzen
ALZO de Kolossenzen door den dienst van enige trouwe leraars, en inzonderheid van Epafras, het Evangelie van CHRISTUS hadden aangenomen, zo zijn er anderen in die gemeente, en in enige naastgelegene, namelijk van Laodicea en Hiërapolis, hfdst. 4:13, ingekomen, die de eenvoudigheid van de leer des Evangelies met leringen der Griekse filosofie en met enige ceremoniële onderhoudingen der wet hebben zoeken te vermengen. Waarover de apostel Paulus, nu te Rome gevangen, en van denzelven Epafras gewaarschuwd zijnde (gelijk af te leiden is uit het achtste vers van het eerste en het twaalfde vers van het vierde hoofdstuk), heeft goedgevonden dezen brief aan hen te schrijven, en Tychikus en Onesimus tot hen te zenden, om hen van alles te onderrichten, en in de aangenomen leer tegen alle dwalingen te sterken. In welken brief na de inleiding, die duurt tot het twaalfde vers van het eerste hoofdstuk, de apostel met een zeer verheven stijl de voornaamste leerstukken van het Evangelie kortelijk voorstelt, inzonderheid belangende de voortreffelijkheid van den Persoon, het ambt en de weldaden van CHRISTUS, en betuigt dat in Hem alleen alle volmaaktheid is te vinden, hetwelk hij doet tot het 23ste vers van het eerste hoofdstuk. Vandaar voort tot het einde van het hoofdstuk vermaant hij hen in deze leer standvastig te blijven, en verklaart dat hij daarom ook de verdrukkingen van CHRISTUS lijdt, en dat hij van CHRISTUS tot een apostel tot verkondiging van deze verborgenheid is geroepen. In het tweede hoofdstuk waarschuwt hij hen tegen de voorgemelde dwalingen, zo van de platonische filosofie in het aanroepen der engelen, als van de onderhouding der besnijdenis en het onderscheid van dagen en spijzen, tot het einde van het hoofdstuk. Daarna in het derde hoofdstuk begint hij hen te vermanen tot een christelijken wandel, welke vermaning duurt tot het zesde vers van het vierde hoofdstuk; en vooreerst vermaant hij hen in het gemeen tot afleggen van den ouden mens met al zijn ondeugden, en tot aandoen van den nieuwen mens met al zijn geestelijke deugden, hetwelk hij doet van het begin tot het 17de vers van het derde hoofdstuk, en komt daarna tot de vermaningen van bijzondere plichten, namelijk van vrouwen en mannen in den huwelijken staat, van kinderen en vaders, en van dienstknechten en heren, tot het tweede vers van het vierde hoofdstuk. In het tweede vers van het vierde hoofdstuk tot het zevende vers vermaant hij hen tot bidden, en dat ook voor hem, mitsgaders om voorzichtiglijk te wandelen onder degenen die buiten zijn. Zodat deze brief tot hiertoe bijna eenzelfden inhoud heeft met den brief aan de Efezeren; dan dat dezelve leringen hier wat meer worden ingekort. Van het zevende vers tot het einde van het hoofdstuk besluit hij den brief, eerst met een verklaring dat hij Tychikus en Onesimus tot hen zendt om hen van zijn zaken nader te onderrichten, tot het negende vers, daarna met verscheidene groeten over en weder, tot het 16de vers, en eindelijk met een vermaning dat zij dezen brief ook dien van Laodicea zouden laten lezen, en dat Archippus in zijn dienst getrouw is, en dat zij zijn banden zouden gedenken.
Notities:
Maak een account aan of log in
om meer functies te kunnen gebruiken.
Log s.v.p. in om desgewenst uw persoonlijke omgeving binnen het programma te kunnen gebruiken. Als u nog geen login hebt, kunt u deze aanmaken door op ‘Account aanmaken’ te klikken.
Vul s.v.p. onderstaand formulier in als u een account aan wilt maken, zodat u toegang krijgt tot uw persoonlijke omgeving binnen het programma.
Vul s.v.p. onderstaand formulier in om uw wachtwoord te resetten.