HET HEILIG EVANGELIE,naar de beschrijving van*JOHANNES

HOOFDSTUK 15.

1 Christus vergelijkt Zichzelven bij een wijnstok, en Zijn discipelen bij de ranken, die in Hem blijvende, door Hem vele vruchten voortbrengen. 9 Betuigt van Zijn bijzondere liefde jegens hen, en vermaant hen tot onderhouding Zijner geboden, en onderlinge liefde. 13 Welke Zijn liefde Hij daarmede betoont, dat Hij Zijn leven voor hen stelt. 14 En hen Zijn vrienden en uitverkorenen noemt. 18 Troost hen tegen den haat der wereld met Zijn eigen voorbeeld. 22 Toont dat door Zijn woord en werken den Joden alle voorwendsel van onschuld benomen is. 26 En dat de Heilige Geest van Hem zal getuigen, en Zijn apostelen mede.

De Wijnstok en de ranken
1

IK1 ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de 2Landman.

2

3aAlle rank die in Mij geen 4vrucht draagt, die 5neemt Hij weg; en alle die vrucht draagt, die 6reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.

3

bGijlieden zijt nu 7rein om het woord dat Ik tot u 8gesproken heb.

4

9Blijft in Mij, en 10Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen 11van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.

5

Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want 12zonder Mij kunt gij 13niets doen.

6

cZo iemand in Mij niet blijft, ddie is 14buitengeworpen gelijkerwijs 15de rank, en 16is verdord; en men 17vergadert dezelve, en men werpt ze in het 18vuur, en zij worden verbrand.

c Ez. 15:2, enz.
7

Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden 19in u blijven, ezo 20wat gij wilt, zult gij 21begeren, en het zal u geschieden.

8

Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel 22vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen 23zijn.

Het gebod der liefde
9

Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze 24Mijn liefde.

10

fIndien gij Mijn geboden 25bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven, gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb en blijf in Zijn liefde.

11

Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat 26Mijn blijdschap in u 27blijve en 28uw blijdschap 29vervuld worde.

12

gDit is Mijn 30gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb.

13

hNiemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand 31zijn leven 32zet voor zijn vrienden.

14

33iGij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied.

15

Ik 34heet u niet meer dienstknechten, want de dienstknecht 35weet niet wat zijn heer 36doet; maar Ik heb u vrienden genoemd, kwant al wat Ik van Mijn Vader 37gehoord heb, dat heb Ik u bekendgemaakt.

16

lGij hebt Mij niet 38uitverkoren, maar Ik heb u 39uitverkoren, en Ik heb u 40gesteld, mdat gij zoudt 41heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo 42wat gij van den Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve.

17

Dit gebied Ik u, 43opdat gij elkander liefhebt.

De haat der wereld
18

nIndien u 44de wereld haat, zo 45weet dat zij Mij 46eer dan u gehaat heeft.

19

oIndien gij 47van de wereld waart, zo zou de wereld 48het hare liefhebben; doch omdat gij 49van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb 50uitverkoren, daarom haat u de wereld.

20

Gedenkt het woord dat Ik u 51gezegd heb: pEen dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. qIndien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.

21

rMaar al 52deze dingen zullen zij u doen 53om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen 54Die Mij gezonden heeft.

22

sIndien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden 55geen zonde; maar nu hebben zij 56geen voorwendsel voor hun zonde.

23

Die Mij haat, die haat ook Mijn Vader.

24

tIndien Ik 57de werken onder hen niet had gedaan, die 58niemand anders gedaan heeft, zij hadden 59geen zonde; maar nu hebben zij ze gezien, en beide Mij en Mijn Vader gehaat.

25

Maar dit geschiedt opdat het woord vervuld worde dat in hun 60Wet geschreven is: vZij hebben Mij 61zonder oorzaak gehaat.

26

xMaar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, yDien 62Ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van den Vader 63uitgaat, Die zal van Mij 64getuigen.

27

zEn gij zult ook 65getuigen, want gij zijt van den 66beginne met Mij geweest.