DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 48.

De Heere klaagt over der Joden huichelarij, vs. 1. Hardnekkigheid, 3. En verachting Zijner voorzeggingen, 5, enz. Nochtans verschoont Hij hen om Zijns Naams wil, 9. Opdat zij Hem recht leren kennen, 12. Hij belooft Kores Zijn zegen, 14. En vermaant de Joden tot onderhouding Zijner geboden, met belofte van Zijn zegen, 18. En met belofte van een gelukzalige verlossing uit Babel, 20. Gesteldheid der goddelozen, 22.

Israël gelouterd
1

HOORT dit, gij huis Jakobs, die genoemd worden met den naam van Israël en 1uit de wateren van Juda voortgekomen zijn; die daar 2zweren bij den Naam des HEEREN en 3vermelden den God Israëls, 4maar niet in waarheid, noch in gerechtigheid.

2

5Ja, van 6de heilige stad worden zij genoemd, en 7zij steunen op den God Israëls; HEERE der heirscharen is Zijn Naam.

3

8De vorige dingen heb Ik verkondigd 9van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen en Ik heb ze doen horen; Ik heb ze snellijk gedaan en zij zijn gekomen;

4

Omdat Ik wist 10dat gij hard zijt, en uw nek 11een ijzeren zenuw is en uw voorhoofd 12koper;

5

Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd; eer dat het kwam, heb Ik het u doen horen; opdat gij niet misschien zoudt zeggen: 13Mijn afgod heeft die dingen gedaan of mijn gesneden beeld, of 14mijn gegoten beeld heeft ze bevolen.

6

Gij 15hebt het gehoord, 16aanmerkt dat alles; zult 17gijlieden het ook niet 18verkondigen? Van nu af doe Ik u 19nieuwe dingen horen, en 20verborgen dingen, en die gij niet geweten hebt.

7

21Nu zijn zij geschapen en niet van toen af, en vóór dezen dag hebt gij ze ook niet gehoord; opdat gij niet misschien zeggen zoudt: Zie, ik heb ze geweten.

8

Ook hebt gij ze 22niet gehoord, ook hebt gij ze niet geweten, ook van toen af is uw oor niet geopend geweest; want Ik heb geweten 23dat gij gans trouwelooslijk handelen zoudt, en dat gij 24van den buik af een overtreder 25genaamd zijt.

9

Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn 26langer uitstellen, en aom Mijns roems wil zal Ik, 27u ten goede, Mij 28bedwingen, opdat Ik u niet 29afhouwe.

10

Zie, Ik heb u 30gelouterd, doch 31niet als zilver, Ik heb u 32gekeurd in den smeltkroes der ellende.

11

Om Mijnentwil, om Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou 33hij ontheiligd worden? En bIk zal Mijn eer aan geen ander geven.

De HEERE, Israëls Verlosser
12

Hoor naar Mij, 34o Jakob, en gij 34Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde; cIk ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.

13

Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen 35met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, 36staan 37zij daar tezamen.

14

Vergadert u, gij allen, en hoort; wie 38onder hen dheeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft 39hem 40lief, 41hij zal 42Zijn welbehagen tegen Babel doen, en 43Zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn.

15

Ik, Ik heb het gesproken, ook 44heb Ik 45hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig zijn op zijn weg.

16

46Nadert gijlieden tot mij, hoort dit: 47Ik heb 48van den beginne niet in het verborgene gesproken, maar van dien tijd af 49dat het geschied is, ben ik daar; en nu, de Heere HEERE en Zijn Geest 50heeft mij gezonden.

17

Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE uw God, Die u leert wat nut is, Die u leidt op den weg dien gij gaan moet.

18

eOch, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! Zo zou 51uw vrede geweest zijn 52als een rivier, en 53uw gerechtigheid 54als de golven der zee.

19

Ook zou 55uw zaad geweest zijn 56als het zand, en 57die uit 58uw ingewanden voortkomen als 59deszelfs 60steentjes; welks naam niet zou worden 61afgehouwen noch verdelgd van voor Mijn aangezicht.

20

fGaat uit van Babel, 62vliedt van de Chaldeeën, verkondigt met de stem des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob 63verlost.

21

64En: 65Zij 66hadden geen dorst, toen 67Hij hen leidde door de woeste plaatsen; 68Hij deed voor hen water uit den rotssteen vlieten; als Hij den rotssteen kliefde, zo vloeiden de wateren daarheen.

22

Maar 69de ggoddelozen hebben 70geen vrede, zegt de HEERE.