DE PROFEETJESAJA
HOOFDSTUK 17.
Profetie aangaande den ondergang der steden Damascus en Samaria, vs. 1, enz. Alsook der steden Israëls, door de Assyriërs, 2. Het lijden doet opmerken, 7. Profetie van de nederlaag der Assyriërs, 12.
DE1 last van Damascus.
Zie, 2Damascus zal 3weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal 4een vervallen steenhoop zijn.
5De steden van Aroër zullen verlaten worden; voor 6de kudden zullen zij wezen, die zullen daar nederliggen en 7niemand zal ze verschrikken.
En 8de vesting zal ophouden 9van Efraïm, en het koninkrijk van Damascus en het overblijfsel 10der Syriërs; 11zij zullen zijn gelijk 12de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen.
En het zal geschieden te dien dage, dat 13de heerlijkheid van Jakob 14verdund zal worden, en dat de vettigheid zijns vleses mager worden zal.
Want 15hij zal zijn gelijk wanneer een 16maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait, ja, hij zal zijn gelijk wanneer iemand aren leest 17in het dal Refaïm.
18Doch 19een nalezing zal 20daarin overblijven, gelijk in de afschudding eens olijfbooms, twee of drie beziën in den top der opperste twijg, en vier of vijf aan 21zijn vruchtbare takken, spreekt de HEERE, de God Israëls.
22Te dien dage zal 23de mens 24zien naar Dien Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op 25den Heilige Israëls zien.
En 26hij zal niet aanschouwen de altaren, het werk zijner handen; 27en hetgeen dat zijn vingers gemaakt hebben, zal hij niet aanzien, noch de bossen, noch 28de zonnebeelden.
29Te dien dage zullen 30zijn 31sterke steden zijn als 32een verlaten struik en 33opperste tak, welke 34zij verlaten hebben 35om der kinderen Israëls wil, hoewel daar 36verwoesting zal wezen.
Want 37gij hebt 38den God uws heils vergeten en niet gedacht 39aan den Rotssteen uwer sterkte; daarom 40zult gij wel lieflijke planten planten en gij zult 41hem met uitlandse ranken 42bezetten;
Ten dage als gij ze zult geplant hebben, 43zult gij die doen wassen, en 44in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; doch 45het zal maar een hoop van het gemaaide zijn 46in den dag der krankheid en der pijnlijke smart.
47Wee 48de veelheid 49der grote volken, die daar bruisen gelijk de zeeën bruisen; en wee het geruis der natiën, die daar ruisen gelijk de geweldige wateren ruisen.
58Ten tijde des avonds, zie, 59zo is er verschrikking; eer het morgen is, is 60hij er niet meer. 61Dit is 62het deel dergenen die ons 63beroven, en het lot dergenen die ons plunderen.