DE ZENDBRIEF VAN DEN 1APOSTEL PAULUSAAN DE2HEBREEËN
HOOFDSTUK 13.
1 De apostel vermaant hen tot broederlijke liefde. 2 Tot herbergzaamheid. 3 Tot gedenken der gevangenen. 4 Verklaart dat het huwelijk eerlijk is onder allen. 5 Waarschuwt hen voor geldgierigheid, en vermaant hen tot vergenoeging. 7 En stelt hun voor het voorbeeld hunner voorgangers. 9 Waarschuwt hen ook voor vreemde leringen, en in het bijzonder van het onderscheid der spijzen. 10 Stelt hun te dien einde voor ogen een voorbeeld in de offeranden der verzoening, waarvan niemand mocht eten. 15 Vermaant hen tot offeranden der dankbaarheid, inzonderheid tot belijdenis van den Naam Gods, en tot weldadigheid. 17 En tot gehoorzaamheid jegens hun voorgangers. 18 Vermaant hen God voor hem te bidden tot zijn ontslag. 20 En bidt God, dat Hij hen volmake in alle goede werken. 22 Besluit den brief met een nieuwe vermaning. 23 En belooft dat hij hen haast weder zal zien met Timotheüs, en stelt enige groetenissen over en weder.
DATa de broederlijke liefde 1blijve.
bVergeet 2de herbergzaamheid niet; cwant hierdoor hebben sommigen 3onwetend engelen geherbergd.
dGedenkt de gevangenen, alsof gij medegevangen waart; en degenen die kwalijk behandeld worden, alsof gij ook zelven 4in het lichaam kwalijk behandeld waart.
Het huwelijk is eerlijk 5onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen.
e6Uw wandel zij zonder geldgierigheid; fen zijt vergenoegd 7met het tegenwoordige; want 8Hij heeft gezegd: gIk zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten.
Gedenkt iuw 10voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel.
Jezus Christus is 11gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid.
k12Wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen; want het is goed dat het hart gesterkt wordt 13door genade, lniet door spijzen, door welke 14geen nuttigheid bekomen hebben die daarin gewandeld hebben.
Wij hebben 15een Altaar, van Hetwelk geen macht hebben 16te eten 17die den tabernakel dienen.
23Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed 24het volk zou heiligen, nbuiten de poort geleden.
Zo laat ons dan 25tot Hem 26uitgaan 27buiten de legerplaats, 28Zijn smaadheid dragende.
oWant wij hebben hier 29geen blijvende stad, maar wij 30zoeken de toekomende.
Laat ons dan 31door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is pde 32vrucht der lippen die Zijn Naam 33belijden.
En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; qwant aan 34zodanige offeranden 35heeft God een welbehagen.
rZijt uw 36voorgangers 37gehoorzaam en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, sals die 38rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet 39al zuchtende; want dat is u niet nuttig.
Bidt voor ons; want wij vertrouwen dat wij 40een goede consciëntie hebben, als die 41in alles willen 42eerlijk wandelen.
En ik bid u te meer dat gij dit doet, opdat ik te eerder ulieden moge 43wedergegeven worden.
44De God nu des vredes, Die tden 45groten Herder der schapen 46door het bloed 47des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus Christus,
vDie 48volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; 49werkende in u hetgeen voor Hem welbehaaglijk is, door Jezus Christus, 50Denwelken zij de heerlijkheid 51in alle eeuwigheid. Amen.
Doch ik bid u, broeders, 52verdraagt het woord dezer vermaning; want ik heb u 53in het kort geschreven.
Weet dat de broeder 54Timótheüs losgelaten is, met welken (zo hij haast komt) 55ik u zal zien.
Groet al uw 56voorgangers en al 57de heiligen. U groeten die 58van Italië zijn.
59De genade zij met u allen. Amen.
*De zendbrief aan de Hebreeën is uit Italië geschreven, en door Timotheüs gezonden.
Einde van den zendbrief van PAULUS aan de Hebreeën.