1DE HANDELINGENDER HEILIGE APOSTELEN,BESCHREVEN DOOR 2LUKAS

HOOFDSTUK 24.

1 De hogepriester Ananias en de oudsten des volks verschijnen met den voorspraak Tertullus voor Felix tegen Paulus. 5 Brengen zware beschuldigingen tegen hem in. 10 Waarop Paulus zijn verantwoording doet met belijdenis van zijn geloof en godsdienst. 22 Felix stelt de zaak uit tot de komst van Lysias. 23 Geeft ondertussen Paulus meerdere vrijheid. 24 Paulus onderwijst hem en zijn huisvrouw in enige hoofdstukken des geloofs. 26 En wordt dikwijls van hem ontboden op hoop van geld te krijgen. 27 En heeft hem gevangen gelaten om de Joden te behagen.

Aangeklaagd bij Felix
1

EN 1vijf dagen daarna kwam ade hogepriester Ananías af met de ouderlingen en een zekeren 2voorspraak, genaamd Tertúllus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus.

2

En als hij geroepen was, begon Tertúllus hem te beschuldigen, zeggende:

3

Dat wij groten vrede door u bekomen, 3en dat vele loffelijke diensten dezen volke geschieden door uw voorzichtigheid, machtigste Felix, 4nemen wij ganselijk en overal met alle dankbaarheid aan.

4

Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid u dat gij ons, naar uw 5bescheidenheid, kortelijk hoort.

5

Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een die oproer verwekt onder al de Joden door de ganse wereld, en een oppersten voorstander van 6de sekte 7der Nazarénen;

6

bDie ook gepoogd heeft 8den tempel te ontheiligen; welken wij ook gegrepen hebben en naar onze wet hebben willen oordelen.

7

Maar Lysias, de overste, daarover komende, heeft hem met 9groot geweld uit onze handen weggebracht,

8

Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; 10van denwelken gij zelf, hem onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan al hetgeen waarvan wij hem beschuldigen.

9

En ook 11de Joden 12stemden het toe, zeggende dat deze dingen alzo waren.

De rede voor Felix
10

Maar Paulus, als hem de stadhouder gewenkt had dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet dat gij nu 13vele jaren over dit volk rechter geweest zijt, zo verantwoord ik 14mijzelven met des te beteren moed;

11

Alzo gij 15kunt weten dat het niet meer dan 16twaalf dagen zijn, van dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem.

12

cEn zij hebben mij noch in den tempel gevonden 17tot iemand sprekende of enige samenrotting des volks makende, noch in de synagogen, noch in de stad;

13

En zij kunnen niet 18bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen.

14

Maar dit beken ik u, dat ik naar 19dien weg, welken zij 20sekte noemen, den God der vaderen alzo dien, gelovende alles wat in de Wet en in de Profeten geschreven is;

15

Hebbende hoop op God, welke dezen ook zelven verwachten, dat er 21een opstanding der doden wezen zal, beide der rechtvaardigen en 22der onrechtvaardigen.

16

dEn 23hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijke consciëntie te hebben bij God en de mensen.

17

Doch 24na vele jaren ben ik gekomen eom aalmoezen te doen aan 25mijn volk, en 26offeranden;

18

fWaarover mij gevonden hebben, geheiligd zijnde, in den tempel, niet met volk, noch met beroerte, enige Joden uit Azië;

19

Welke behoorden hier voor u tegenwoordig te zijn en mij te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij.

20

Of dat dezen zelven zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben als ik voor den Raad stond,

21

Dan van dit enig 27woord, hetwelk ik 28riep, staande onder hen: gOver de opstanding der doden word ik heden van ulieden geoordeeld.

De uitspraak verdaagd
22

Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, 29zeggende: Als ik nader wetenschap 30van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken.

23

En hij beval den hoofdman over honderd dat Paulus zou bewaard worden, en 31verlichting hebben, hen dat hij niemand van 32de zijnen zou beletten hem te dienen of tot hem te komen.

24

En na sommige dagen Felix, daar gekomen zijnde met 33Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof in Christus.

25

En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en van het toekomende oordeel, Felix 34zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.

26

En tegelijk ook hopende dat hem van Paulus 35geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikmaals ontbood, en sprak met hem.

27

Maar als 36twee jaren vervuld waren, kreeg Felix 37Porcius Festus 38in zijn plaats; en Felix iwillende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen.