DE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DEFILIPPENZEN

HOOFDSTUK 3.

1 De apostel waarschuwt voorts de Filippenzen tegen de verleiding der valse apostelen, die de wet en het Evangelie samenmengden. 3 En leert daartegen dat niet de uiterlijke besnijdenis, maar de geestelijke ter zaligheid nodig is. 4 Hetwelk hij met zijn eigen voorbeeld en geloof bevestigt. 5 En te dien einde verhaalt hij dat hij ook al die uiterlijke voordelen had, die dezen roemden te hebben. 7 Maar dat hij die dingen niet achtte, en daarop geen vertrouwen stelde, maar alleen op Christus. 9 Niet steunende op zijn eigen gerechtigheid die uit de wet is, maar alleen op de gerechtigheid van Christus, die hij beschrijft met haar vruchten. 12 Bekent evenwel zijn onvolmaaktheid, hoezeer hij ook naar de volmaaktheid tracht. 15 En vermaant de Filippenzen dat zij hetzelve ook doen, naar dezen regel, en naar zijn voorbeeld. 18 Bestraffende degenen die anders deden, met verkondiging aan hen van het eeuwig verderf. 20 En vertroost de ware gelovigen met de heerlijkheid, ook des lichaams, die ons de Heere Christus zal toebrengen.

Alles verwerpelijk om Christus
1

VOORTS, mijne broeders, averblijdt u 1in den Heere. 2Dezelfde dingen aan u te schrijven 3is mij niet verdrietig, en 4het is u zeker.

2

b5Ziet op de honden, ziet op de 6kwade arbeiders, ziet op de 7versnijding.

3

cWant 8wij zijn 9de besnijding, wij die dGod 10in den geest dienen, en 11in Christus Jezus roemen en niet in 12het vlees betrouwen;

4

13Hoewel ik heb dat ik ook in het vlees betrouwen mocht. Indien 14iemand anders meent te betrouwen in het vlees, e15ik nog meer:

5

16Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van fIsraël, van den stam van gBenjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, 17naar de wet heen farizeeër;

6

18Naar den ijver ieen vervolger 19der gemeente; naar de rechtvaardigheid 20die in de wet is, 21zijnde onberispelijk.

7

kMaar hetgeen 22mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil 23schade geacht.

8

Ja gewisselijk, 24ik acht ook 25alle dingen schade te zijn, lom de uitnemendheid 26der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik 27al die dingen schade gerekend heb, en acht die 28drek te zijn, opdat ik 29Christus moge gewinnen;

9

En 30in Hem 31gevonden worde, 32niet hebbende mijn rechtvaardigheid 33die uit de wet is, maar 34die door het geloof van Christus is, namelijk 35de rechtvaardigheid m36die uit God is 37door het geloof;

10

38Opdat ik 39Hem 40kenne, en 41de kracht Zijner opstanding nen 42de gemeenschap Zijns lijdens, 43Zijn dood gelijkvormig wordende,

11

44Of ik enigszins moge komen 45tot de wederopstanding der doden.

12

Niet dat ik 46het alrede gekregen heb of alrede 47volmaakt ben; maar 48ik jaag daarnaar, 49of ik het ook grijpen mocht, 50waartoe 51ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.

13

Broeders, 52ik acht niet dat ik zelf het gegrepen heb.

14

Maar 53één ding doe ik, 54vergetende hetgeen 55dat achter is, en 56strekkende mij 57tot hetgeen dat voor is, o58jaag ik 59naar het wit 60tot den prijs 61der roeping Gods, 62die van boven is 63in Christus Jezus.

15

Zovelen dan als wij 64volmaakt zijn, laat ons 65dit gevoelen; en indien gij 66iets anderszins gevoelt, ook 67dat zal u God openbaren.

16

Doch 68waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin pnaar 69denzelven regel wandelen, qlaat ons hetzelfde gevoelen.

Christelijke levenswandel
17

Weest 70mede r71mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die 72alzo wandelen, gelijk gij ons stot een voorbeeld hebt.

18

tWant 73velen wandelen anders; van dewelke ik u 74dikmaals gezegd heb en 75nu ook 76wenende zeg, dat zij 77vijanden van het kruis van Christus zijn;

19

78Welker einde is het verderf, welker 79god is de buik, en welker 80heerlijkheid 81is in hun schande, dewelke 82aardse dingen 83bedenken.

20

vMaar 84onze wandel 85is in de hemelen, x86waaruit wij ook den Zaligmaker 87verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus,

21

yDie ons 88vernederd lichaam 89veranderen zal, opdat hetzelve 90gelijkvormig worde aan 91Zijn heerlijk lichaam, 92naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.