DE PROFEETEZECHIËL
HOOFDSTUK 7.
Verdere profetie van de eindelijke en zeer schrikkelijke verwoesting van het ganse land van Juda, vs. 1, 2, enz. Het deerlijk weeklagen der ontkomenen, 16. Om hunner zonden wil zullen zij als verbaasde, desperate, misdadige mensen, zowel hoge als lage, moedeloos, troosteloos en radeloos, in gevangenis worden gevoerd, hetgeen hun door het teken van een keten werd afgebeeld, 17, enz.
DAARNA geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van 1het land Israëls: Het 2einde is er; het einde 3is gekomen over de vier 4hoeken des lands.
Nu is het einde over u; want Ik zal Mijn 5toorn tegen u zenden, en Ik zal u 6richten naar uw 7wegen, en Ik 8zal op u brengen al uw gruwelen.
Zo zegt de Heere HEERE: Een 11kwaad, een 12enig kwaad, zie, is gekomen.
13Een einde is er gekomen, 14dat einde is gekomen, 15het is 16opgewaakt tegen u; zie, 17het kwaad is gekomen.
18De morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands; de tijd is gekomen, de dag 19der beroerte is nabij, en er is geen 20wederklank der bergen.
Nu zal Ik 21in kort Mijn 22grimmigheid over u uitgieten en Mijn toorn 23tegen u volbrengen en u richten naar uw 24wegen, en zal op u brengen al uw gruwelen.
En Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en 25uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten dat Ik de HEERE ben, 26Die slaat.
Zie, 27de dag, zie, 28de morgenstond is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de 29roede heeft gebloeid, 30de hovaardij heeft gegroend.
Het 31geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets 32van hen zal overblijven, noch van 33hun menigte, noch van 34hun gedruis, en 35geen klage zal over hen zijn.
36De tijd is gekomen, de dag is genaakt; de koper 37zij niet blijde en de verkoper 38bedrijve geen rouw; want een 39brandende toorn is over de gehele menigte 40van het land.
Want de verkoper zal tot 41het verkochte niet 42wederkeren, 43ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; overmits 44het gezicht aangaande de gehele menigte 45van het land niet zal 46terugkeren; en 47niemand zal door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken.
Zij hebben met de trompet getrompet en hebben 48alles bereid, maar niemand 49trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte 50van het land.
Het zwaard is 51buiten, en de pest en de honger 52vanbinnen; 53die op het veld is, zal door 54het zwaard sterven, en die in de stad is, dien zal de honger en de pest verteren.
En hun 55ontkomenden zullen wel ontkomen, maar zij zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven 56der dalen, 57kermende, eenieder om zijn ongerechtigheid.
Alle handen zullen b58slap worden, en alle knieën 59zullen heenvlieten als water.
Ook zullen zij zakken c60aangorden, 61gruwen zal hen bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden 62kaalheid.
Zij zullen hun zilver op de straten 63werpen, en hun goud zal tot 64onreinheid zijn; dhun zilver en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten 65dage der verbolgenheid des HEEREN; hun 66ziel zullen zij niet verzadigen en hun ingewanden zullen zij niet vullen; want 67het zal de 68aanstoot hunner ongerechtigheid zijn.
En 69Hij heeft de 70schoonheid Zijns sieraads ter 71voortreffelijkheid gezet; maar zij hebben daarin beelden hunner gruwelen en hunner verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik 72dat hun tot 73onreinheid gesteld.
En Ik zal 74het in de hand der 75vreemden overgeven ten roof, en den 76goddelozen der aarde ten buit, en zij zullen het 77ontheiligen.
Ook zal Ik Mijn aangezicht van 78hen omwenden, en zij zullen Mijn 79verborgen plaats ontheiligen; want 80inbrekers zullen daar 81inkomen en die ontheiligen.
Maak 82een keten, want het land is vol van 83bloedgerichten, en de stad is vol van 84geweld.
Daarom zal Ik de 85kwaadste der heidenen doen komen, die hun huizen 86erfelijk bezitten zullen, en zal den 87hoogmoed 88der sterken doen ophouden, en die 89hen heiligen, zullen ontheiligd worden.
De 90ondergang komt; en zij zullen den vrede zoeken, maar hij zal er niet zijn.
Ellende zal op ellende komen, en er zal gerucht op gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht 91van een profeet zoeken, maar de 92wet zal vergaan van den priester, en de raad van de 93oudsten.
De koning zal rouw bedrijven en de vorsten zullen 94met verwoesting bekleed zijn, en de handen van 95het volk des lands zullen 96beroerd zijn; Ik zal hun doen 97naar hun weg, en 98met hun rechten zal Ik hen richten; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben.