Verzen
Overmits den gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde overkomt; opdat gij, N. en N. (die uw echtelijke verbinding in Gods Naam openlijk alhier in de Kerk wilt laten bevestigen), in uw harten ook verzekerd zijn moogt van de gewisse hulpe Gods in uw kruis; zo hoort uit het Woord Gods, hoe eerbaar de huwelijke staat is, en dat hij een inzetting Gods is, die Hem behaagt; waarom Hij ook de getrouwden wil zegenen, en hen bijstaan, gelijk Hij beloofd heeft; daarentegen de hoereerders en overspelers wil Hij oordelen en straffen.
En eerstelijk zult gij weten dat God, onze Vader, nadat Hij hemel en aarde, en alles wat daarin is, geschapen had, den mens schiep, naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis, opdat hij heerschappij zou hebben over de dieren der aarde, over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels; en nadat Hij den mens geschapen had, sprak Hij: Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die als tegen hem over zij. Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben en sloot derzelver plaats toe met vlees. En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw; en Hij bracht haar tot Adam. Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen en vlees van mijn vlees; men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is. Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven, en zij zullen tot één vlees zijn.
Daarom zult gij ook niet twijfelen, of de huwelijke staat behaagt aan God den Heere; overmits Hij Adam zijn huisvrouw geschapen, Zelf toegebracht, en hem tot een huisvrouw gegeven heeft; daarmede betuigende dat Hij nog heden ten dage aan een iegelijk zijn huisvrouw gelijk als met Zijn hand toebrengt. Daarom heeft ook de Heere Jezus Christus dien zo hoog geëerd, met Zijn tegenwoordigheid, giften en wondertekenen te Kana in Galiléa, om daarmede te betuigen dat de huwelijke staat behoort eerbaar gehouden te worden bij allen, en dat Hij den getrouwden Zijn hulp en bijstand altijd wil bewijzen, ook wanneer men zulks allerminst verwacht.
Maar opdat gij in dezen staat godzaliglijk leven moogt, zo zult gij, ten andere, weten de oorzaken waarom God den huwelijken staat heeft ingezet.
De eerste oorzaak is, opdat de een den ander trouwelijk helpe en bijsta in alle dingen die tot het tijdelijke en eeuwige leven behoren. De andere, opdat zij hun kinderen die zij krijgen zullen, in de waarachtige kennis en vreze Gods, Hem ter eer, en tot hun zaligheid opbrengen. De derde, opdat een iegelijk, alle onkuisheid en boze lusten vermijdende, met een goede en geruste consciëntie moge leven. Want om hoererij te vermijden, zal een iegelijk man zijn eigen vrouw hebben en een iegelijke vrouw haar eigen man; alzo dat allen die tot hun jaren gekomen zijn en de gave der onthouding niet hebben, naar het bevel Gods verbonden en schuldig zijn, zich tot den huwelijken staat, naar Christelijke ordening, met weten en wil hunner ouders, of voogden en vrienden, te begeven; opdat de tempel Gods, dat is ons lichaam, niet verontreinigd worde; want zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden.
Daarna zult gij, ten derde, ook weten hoe zich de een jegens den ander naar Gods Woord schuldig is te houden.
Eerstelijk zult gij, man, weten dat God u gezet heeft tot een hoofd der vrouw, opdat gij haar naar uw vermogen verstandiglijk leidende, zoudt onderwijzen, troosten en beschermen, gelijk het hoofd het lichaam regeert, ja, gelijk Christus het Hoofd, de Wijsheid, de Troost en de Bijstand Zijner gemeente is. Bovendien zult gij uw huisvrouw liefhebben als uw eigen lichaam, gelijk Christus Zijn gemeente liefgehad heeft. Gij zult niet verbitterd tegen haar worden, maar bij haar wonen met verstand, en aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer geven, als die ook mede-erfgenaam der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. En naardien het Gods bevel is dat de man in het zweet zijns aanschijns brood zal eten, zo zult gij ook getrouwelijk en naarstiglijk in uw Goddelijk beroep arbeiden, opdat gij uw huisgezin met God en met ere moogt onderhouden, en ook daarenboven iets hebt om den nooddruftigen mede te delen.
Desgelijks zult gij, vrouw, weten hoe gij u naar het Woord Gods houden zult jegens uw man. Gij zult uw wettigen man liefhebben, eren en vrezen, ook hem gehoorzaam zijn in alle dingen die recht en billijk zijn, als uw heer; gelijkerwijs het lichaam aan het hoofd, en de gemeente aan Christus onderdanig is. Gij zult geen heerschappij gebruiken over uw man, maar stil zijn. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva, Adam tot hulpe. En na den val heeft God tot Eva, en in haar persoon tot het ganse vrouwelijk geslacht gesproken: Tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. Deze ordinantie Gods zult gij niet tegenstaan, maar veelmeer het gebod Gods gehoorzaam zijn, en het voorbeeld der heilige vrouwen navolgen, welke op God hoopten, en haar eigen mannen onderdanig waren; gelijkerwijs Sara haar man Abraham gehoorzaam geweest is, hem noemende haar heer. Gij zult ook uw man in alle goede en oprechte dingen behulpzaam zijn, op uw huishouding goede acht hebben, en in alle ingetogenheid en eerbaarheid, zonder wereldlijke pracht, wandelen, opdat gij anderen een goed voorbeeld van zedigheid moogt geven.
Daarom, gij N. en N., nadat gij verstaan hebt dat God den huwelijken staat ingezet heeft, en wat u daarin van Hem bevolen is; zijt gij des zins en willens in dezen heiligen staat alzo te leven, gelijk gij hier betuigt voor de Christelijke gemeente; en begeert gij dat deze uw huwelijke staat bevestigd worde?
Antwoord: Ja.
Daarna spreekt de dienaar tot de gemeente:
Ik neem u allen die hier nu vergaderd zijt, tot getuigen dat er geen wettige verhindering tegen dit huwelijk voorgekomen is.
Voorts tot de trouwenden:
Naardien het dan recht en behoorlijk is dat uw zaak voortgang hebbe, zo wille onze Heere God uw voornemen, hetwelk Hij u gegeven heeft, bevestigen; en uw beginsel zij in den Naam des Heeren, Die hemel en aarde geschapen heeft.
Daarna zullen zij elkander de hand geven; en de dienaar spreekt eerstelijk tot den bruidegom:
N., bekent gij hier voor God en Zijn heilige gemeente, dat gij genomen hebt en neemt, tot uw wettige huisvrouw N., hier tegenwoordig; haar belovende dat gij haar nimmermeer zult verlaten; dat gij haar zult liefhebben, en trouwelijk onderhouden, gelijk een getrouw en godvrezend man aan zijn wettige vrouw schuldig is; dat gij ook heiliglijk met haar leven wilt, haar trouw en geloof houdende in alle dingen, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?
Antwoord: Ja.
Daarna tot de bruid:
N., bekent gij hier voor God en Zijn heilige gemeente, dat gij genomen hebt en neemt, tot uw wettigen man N., hier tegenwoordig; en belooft gij hem gehoorzaam te zijn, hem te dienen en te helpen, hem nimmermeer te verlaten, heiliglijk met hem te leven, hem trouw en geloof in alle dingen te houden, gelijk een vrome en getrouwe huisvrouw haar wettigen man schuldig is, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?
Antwoord: Ja.
Zo spreekt de dienaar:
De Vader der barmhartigheid, Die u door Zijn genade tot dezen heiligen staat des huwelijks geroepen heeft, verbinde u met rechte liefde en trouw, en geve u Zijn zegen.
Amen.
Hoort nu uit het Evangelie hoe sterk de band des huwelijks is, gelijk Matthéüs beschrijft, hfdst. 19:3-9:
En de farizeeën kwamen tot Hem, verzoekende Hem en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak? Doch Hij antwoordende zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne den mens gemaakt heeft, dat Hij hen gemaakt heeft man en vrouw? En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn? Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft dan Mozes geboden een scheidbrief te geven en haar te verlaten? Hij zeide tot hen: Mozes heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen te verlaten; maar van den beginne is het alzo niet geweest. Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en een andere trouwt, die doet overspel; en die de verlatene trouwt, doet ook overspel.
Gelooft deze woorden van den Heere Christus, en zijt daarvan verzekerd, dat onze Heere God u samengevoegd heeft tot dezen heiligen staat. En daarom zult gij ook alles wat u daarin overkomt, met geduld en dankzegging aannemen, als van de hand des Heeren; zo zal het u ook alles ten beste en ter zaligheid gedijen.
Maar overmits wij van onszelven niets goeds hebben, en dat alle goede gaven van boven komen, zo vermaant de dienaar de getrouwden dat zij nederknielen, en vermaant ook de gemeente voor hen te bidden.
O almachtige God, Gij Die Uw goedheid en wijsheid in al Uw werken en ordeningen bewijst, en van den beginne gesproken hebt dat het niet goed is dat de mens alleen zij, en daarom hem een hulpe, die als tegenover hem zou zijn, geschapen hebt, en verordineerd hebt dat die twee waren, één zouden zijn, en ook alle onreinheid straft; wij bidden U (aangezien Gij deze personen tot den heiligen staat des huwelijks geroepen, en samenverbonden hebt), dat Gij hun Uw Heiligen Geest wilt geven, opdat zij in een waarachtig en vast geloof heiliglijk leven, naar Uw Goddelijken wil, en alle boosheid tegenstaan. Wil ze alsdan ook zegenen, gelijk Gij de gelovige vaderen, Uw vrienden en getrouwe dienaars, Abraham, Izak en Jakob, gezegend hebt, opdat zij, als mede-erfgenamen des verbonds (hetwelk Gij met die vaderen opgericht hebt), de kinderen die het U belieft hun te geven, godzaliglijk opbrengen mogen, tot eer Uws heiligen Naams, tot stichting Uwer gemeente, en tot verbreiding van Uw Heilig Evangelie.
Wil ons verhoren, o Vader van alle barmhartigheid, door Jezus Christus, Uw lieven Zoon, onzen Heere, in Wiens Naam wij onze gebeden aldus besluiten:
Onze Vader, Die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.
Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid.
Amen.
Hoort nu de belofte van God uit den 128sten psalm:
1. Welgelukzalig is een iegelijk die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt.
2. Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan.
3. Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis, uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel.
4. Zie, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest.
5. De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen, al de dagen uws levens;
6. En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israël.
Onze lieve Heere God vervulle u met Zijn genade, en geve u dat gij in alle godzaligheid, liefde en enigheid, lang en heilig, samen leven moogt.
Amen.