Verzen
Vr. Moest Christus ook uit de dood opstaan?
Antw. Ja. Ps. 16:10. Gij zult Mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten dat Uw Heilige de verderving zie. Hand. 2:25-31.
Vr. Welke zekerheid hebben wij dat Hij is opgestaan?
Antw. 1. het getuigenis van de engelen en wachters; 2. velerlei verschijningen van de Heere Jezus aan de vrouwen en discipelen.
Vr. Ligt er in Zijn opstanding ook nuttigheid?
Antw. Ja; onze geestelijke en lichamelijke opstanding, en een verzekering dat Hij in alles voldaan heeft. Rom. 4:25. Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
Vr. Door Wiens kracht is Hij opgestaan?
Antw. Door Zijns Vaders kracht en door Zijn eigen Goddelijke kracht, daar Hij door Zijn Vader is opgewekt en door Zichzelf opgestaan. Hand. 2:24. Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden. Joh. 2:19. Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik denzelven oprichten.
Vr. Op de hoeveelste dag is Hij opgewekt?
Antw. Op de derde dag na Zijn dood.
Vr. Door wie was dat afgebeeld?
Antw. Door Jona, die drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis. Alzo zou ook de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten zijn in het hart der aarde. Matth. 12:40.
Vr. Op welke dag is Hij begraven en op welke dag opgestaan?
Antw. Op vrijdagavond begraven en op zondagmorgen opgestaan.
Vr. Dat zijn toch geen drie gehele dagen en nachten?
Antw. De gedeelten der dagen moeten voor het geheel genomen worden. Vergelijk Luk. 24:21b.
Vr. Wie hebben deel aan Christus’ opstanding?
Antw. Die de kracht van Christus’ opstanding kennen. Filipp. 3:10. Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende.
Vr. Hoeveel dagen bleef Christus na Zijn opstanding nog op aarde?
Antw. Nog veertig dagen. Hand. 1:3. Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan.
Vr. Waartoe dat?
Antw. 1. om de zekerheid van Zijn opstanding zoveel te meer te doen blijken; 2. om Zijn discipelen nog van enige dingen nader te onderwijzen. Hand. 1:3. Zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan.
Vr. Welke trap van verhoging volgde toen?
Antw. Zijn hemelvaart.
Vr. Was die ook voorzegd?
Antw. Ja. Ps. 68:19. Gij zijt opgevaren in de hoogte, Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o HEERE God!
Vr. Zijn daar ook getuigen van geweest?
Antw. Ja; de engelen en de discipelen van de Zaligmaker. Hand. 1.
Vr. Was die hemelvaart ook nodig?
Antw. Ja. 1. om als Koning te gaan heersen; 2. om als Voorbidder te gaan bidden; 3. om ook de Zijnen daar eens tot Zich te nemen.
Vr. Vanwaar is Christus opgevaren?
Antw. Van de Olijfberg buiten Jeruzalem.
Vr. Waarheen is Christus opgevaren?
Antw. Naar de derde hemel. Ef. 4:10. Die nedergedaald is, is Dezelfde ook Die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou.
Vr. Op welke wijze is Hij opgevaren?
Antw. Waarlijk, zichtbaar en plaatselijk. Joh. 16:28. Ik ben van den Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld en ga heen tot den Vader. Hand. 3:21. Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.
Vr. Is dan Zijn mensheid door Zijn hemelvaart niet overalomtegenwoordig geworden?
Antw. Nee. Matth. 26:11. De armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.
Vr. Wie kunnen zich met Christus’ hemelvaart troosten?
Antw. Die met Christus zijn opgewekt. Kol. 3:1. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods.
Vr. Was het ook voorzegd dat Christus aan de rechterhand Gods zou zitten?
Antw. Ja. Ps. 110:1. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit tot Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
Vr. Is dat ook in Jezus vervuld?
Antw. Ja; Stefanus zag Hem staande ter rechterhand Gods. Hand. 7:56.
Vr. Wat is Zijn zitten aan Gods rechterhand?
Antw. Dat Hij verhoogd is tot alle macht en heerlijkheid. Hebr. 1:3. Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen.
Vr. Moet men dat dan niet letterlijk verstaan?
Antw. Nee; want God, Die een Geest is, heeft in werkelijkheid geen rechterhand.
Vr. Welke nuttigheid is er in deze verheerlijking?
Antw. Ps. 68:19. Gij zijt opgevaren in de hoogte, Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o HEERE God!