Verzen
Vr. Uit wie is Hij geboren?
Antw. Uit de maagd Maria. Jes. 7:14. Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam IMMANUËL heten.
Vr. Van Wie is Hij ontvangen?
Antw. Door de kracht des Heiligen Geestes. Luk. 1:35. De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Vr. Is Hij ook uit haar vlees en bloed geboren?
Antw. Ja. Gal. 4:4. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet.
Vr. Heeft Hij Zijn menselijke zelfstandigheid of vlees en bloed niet meegebracht uit de hemel?
Antw. Nee; Hij heeft haar hier eerst uit Maria aangenomen.
Vr. Toch staat er dat Dezelfde Die opgevaren is, eerst is nedergedaald.
Antw. Ef. 4:9, 10. Dezelfde Persoon, doch niet naar dezelfde natuur; naar Zijn mensheid is Hij opgevaren, maar naar Zijn Godheid is Hij nedergedaald, Zich openbarende in het vlees.
Vr. Waar is Hij geboren?
Antw. In Bethlehem. Micha 5:1. Gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. De vervulling daarvan leest men in de geschiedenis van Zijn geboorte. Luk. 2.
Vr. Moest Christus ook lijden?
Antw. Ja; dat was voorzegd. Ps. 8 en 22, Jes. 53 en Dan. 9.
Vr. Hoe lang heeft dat lijden geduurd?
Antw. Van het begin van Zijn leven tot aan Zijn dood toe. 2 Kor. 8:9. Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Filipp. 2:8. En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.
Vr. Waarin heeft Hij geleden?
Antw. In ziel en lichaam. Matth. 26:38. Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij. 1 Petr. 2:24. Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt.
Vr. Heeft Hij al direct na Zijn geboorte geleden?
Antw. Ja; de smartelijke besnijdenis op de achtste dag.
Vr. Waarom is Christus besneden?
Antw. Onder andere opdat Hij het teken van Abrahams zaad zou hebben.
Vr. Is er nog meer lijden gevolgd?
Antw. Ja; een arme en geringe opvoeding, en ten slotte een leven vol haat, smaad en vervolging Zijner vijanden.
Vr. Wanneer is Zijn lijden het meest verzwaard?
Antw. Op het einde van Zijn leven. Men kan de omstandigheden lezen in Matth. 26 en 27.
Vr. Onder welke rechter heeft Hij toen geleden?
Antw. Onder Pontius Pilatus.
Vr. Welke dood is Hij gestorven?
Antw. De kruisdood. Filipp. 2:8. Hij is gehoorzaam geworden tot den dood, ja, den dood des kruises. Zie Matth. 27:31-50 en de andere evangelisten.
Vr. Was Zijn kruisdood ook voorzegd?
Antw. Ja. Ps. 22:17. Want honden hebben Mij omsingeld, een vergadering der boosdoeners heeft Mij omgeven; zij hebben Mijn handen en Mijn voeten doorgraven.
Vr. Had die dood enige verzwarende omstandigheden?
Antw. Ja; het was 1. een smadelijke, 2. een smartelijke, 3. een vervloekte dood.
Vr. Waarom is Hij zo’n vervloekte dood gestorven?
Antw. Om ons van de vloek te verlossen. Gal. 3:13. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt.
Vr. Waar is Christus gekruisigd?
Antw. Op de berg Golgotha, tussen twee moordenaars.
Vr. Was Zijn dood ook een noodzakelijk gedeelte van Zijn lijden?
Antw. Ja; omdat de dood als een straf op de zonde gedreigd was, en Hij alle straf weg moest nemen.
Vr. Wie hebben Christus begraven?
Antw. Jozef van Arimathéa en Nicodémus.
Vr. Waar?
Antw. In een nieuw graf, dat in een rotssteen uitgehouwen was.
Vr. Waarom is Hij begraven?
Antw. Om ons te verzekeren dat Hij waarlijk gestorven was.
Vr. Was Zijn begrafenis ook voorzegd?
Antw. Ja. Jes. 53:9. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest.
Vr. Wat is Zijn nederdaling ter hel?
Antw. Dat Hij helse angsten in Zijn ziel geleden heeft.
Vr. Wanneer heeft Hij die geleden?
Antw. Bijzonder in de hof van Gethsémané en aan het kruis.
Vr. Wat klaagde Hij in Gethsémané?
Antw. Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Matth. 26:38.
Vr. Wat aan het kruis?
Antw. ELI, ELI, LAMA, SABACHTANI? Dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Matth. 27:46.
Vr. Is Hij dan in de hel zelf niet geweest?
Antw. Nee; want terwijl Hij dood was, was Zijn lichaam in het graf en Zijn ziel in de hemel. Luk. 23:43. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.
Vr. Is dan Zijn nederdaling ter hel al geschied vóór Zijn dood?
Antw. Ja; onder het lijden van Zijn lichaam.
Vr. Was het lijden van Zijn ziel ook noodzakelijk?
Antw. Ja; omdat wij ook in onze ziel gezondigd hebben.