Verzen
Vr. Wat betekent Christus?
Antw. Gezalfde.
Vr. Hoe is die Naam in het Hebreeuws?
Antw. Messías. Joh. 1:42. Wij hebben gevonden den Messías, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.
Vr. In hoeveel dingen bestaat Zijn zalving?
Antw. In twee: in Zijn verordinering en bekwaammaking tot Zijn Middelaarsambt.
Vr. Wie heeft Hem verordineerd en bekwaam gemaakt?
Antw. God de Vader.
Vr. Wanneer is die verordinering geschied?
Antw. Van eeuwigheid. Spr. 8:23. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest, van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.
Vr. Naar welke natuur is Hij verordineerd?
Antw. Én naar Zijn Godheid én naar Zijn mensheid.
Vr. Wanneer is Hij bekwaam gemaakt?
Antw. In de volheid des tijds.
Vr. Naar welke natuur?
Antw. Naar Zijn menselijke, want in de Goddelijke natuur kan geen bekwaammaking plaatshebben.
Vr. Waarom wordt Zijn verordinering een zalving genoemd?
Antw. Omdat onder het Oude Testament mensen door zalving tot zekere ambten werden ingehuldigd en verordineerd.
Vr. Waarom wordt ook Zijn bekwaammaking een zalving genoemd?
Antw. Omdat God bij die zalvingen ook wel aan zulke personen bekwaamheden instortte tot die ambten.
Vr. Waarmee is Christus gezalfd of bekwaam gemaakt?
Antw. Met de Heilige Geest. Hand. 10:38. Belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht; Welke het land doorgegaan is, goeddoende en genezende allen die van den duivel overweldigd waren; want God was met Hem.
Vr. Welke gaven van die Geest zijn Hem bijzonder meegedeeld?
Antw. Wijsheid, macht, en heiligheid.
Vr. Waarin toonde Hij Zijn wijsheid?
Antw. In Zijn leren. Matth. 7:28,29. En het is geschied als Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer; want Hij leerde hen als macht hebbende, en niet als de schriftgeleerden.
Vr. Waarin Zijn macht?
Antw. In Zijn wonderwerken. Luk. 24:19. De dingen aangaande Jezus den Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.
Vr. Waarin bestond Zijn heiligheid?
Antw. Dat Hij geen zonden had.
Vr. Had Hij geen erfzonde?
Antw. Nee. Luk. 1:35. En de engel antwoordende zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Vr. Had Hij ook geen dadelijke zonden?
Antw. Nee. Joh. 8:46. Wie van u overtuigt Mij van zonde?
Vr. Moest Hij geen zonden hebben?
Antw. Nee; want die zelf een zondaar was, kon niet voor anderen betalen. Hebr. 7:26. Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden.