Van den val en de ellendigheid des mensen

Dewijl wij nu, volgens de Heilige Schrift, allen sterven moeten, wie zou niet hartelijk naar den dood verlangen, als wij zien in wat staat en verderf wij door Adam gekomen zijn, te weten, in alle ongerechtigheid, tegenspoed en lijden; zodat wij boos zijn, en tot boosheid geneigd, van der jeugd en jonkheid af. Want, gelijk Paulus zegt, wij zijn van nature kinderen des toorns, en onbekwaam tot enig goed, en van onszelven niets hebbende dan zonde. Gelijk ook David zegt: Er is niemand die goed doet; allen zijn zij afgeweken; tezamen zijn zij onnut geworden. Want het goede, dat wij willen, doen wij niet; en dat om de zonde, die in ons woont. Van deze inwonende zonde getuigt David, dat wij in ongerechtigheid geboren en in zonde ontvangen zijn, en daarin voortgaan. Want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan.