HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 111.

De profeet vermaant alle mensen met zijn voorbeeld, God te loven, verhalende de heerlijkheid Zijner werken, vermanende een iegelijk tot godsdienstigheid.


Gods wonderen en verlossing

1HALLELUJAH. *Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. 1in den raad en vergadering der oprechten.

*Aangaande het Hebreeuwse ab in verscheidene psalmen, zie Psalm 25 de aant. op den titel van den psalm.

1Hebr. in het verborgene, dat is, in den raad of verzameling in dewelke men van geheime zaken of van de verborgenheden des Heeren spreekt.

2Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden 2gezocht 3van allen die er lust in hebben.

2Het Hebreeuwse woord betekent bezorgen, zoeken, nazoeken, navragen.

3Anders: vanwege al hun lustigheid. Alsof hij zeide: De lustigheden en vermakelijkheden der werken Gods zijn zodanig, dat zij wel onderzoekenswaardig zijn.

3He. 4Zijn doen 5is majesteit en heerlijkheid; Vau. en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid.

4Dat is, al wat Hij doet.

5Dat is, vol van majesteit en heerlijkheid.

4Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig.

5Teth. Hij heeft dengenen die Hem vrezen, 6spijze gegeven; Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid 7aan Zijn verbond.

6Dat is, voedsel, als Spr. 31:15. Mal. 3:10. Het schijnt dat de psalmist hier ziet op het hemels brood, hetwelk God Zijn volk in de woestijn gegeven heeft, Ex. 16:35.

7Hetwelk Hij met Abraham, Izak en Jakob gemaakt heeft.

6Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volk bekendgemaakt; Lamed. hun gevende 8de erve der heidenen.

8Dat is, het land Kanaän, hetwelk de Amorieten en andere heidense natiën tevoren bezeten hadden.

7Mem. De werken Zijner handen 9zijn waarheid en oordeel; Nun. al 10Zijn bevelen zijn getrouw.

9Dat is, zij zijn vol waarheid en recht, ja, de waarheid en het recht zelve.

10Dat is, Zijn beloften.

8Samech. Zij zijn 11ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; Ain. zijnde gedaan in waarheid en oprechtheid.

11Of: vastgezet, of: vast ondersteund, zijnde gegrond op Zijn waarheid en gerechtigheid.

9Pe. Hij heeft Zijn volk verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in 12eeuwigheid 13geboden; Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk.

12Dat is, dat het in eeuwigheid zou bestendig blijven.

13Dat is, verordineerd.

10Resch. De vreze des HEEREN is 14het beginsel der wijsheid; Schin. allen die 15ze doen, hebben goed verstand; Thau. 16Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.

14Of: het hoofdstuk, dat is, het eerste of het voornaamste, of het fundament, hetzij ten aanzien van den tijd, of van waardigheid. Hij wil zeggen: Die de rechte wijsheid begeert te verkrijgen, die moet vooreerst en vóór alles God vrezen.

15Te weten de wet of bevelen, waarvan vers 7 gesproken wordt; of: deze, te weten deze dingen.

16Te weten Gods, waarvan in de voorgaande verzen gesproken is, of van een iegelijk dergenen die Zijn geboden doen.