HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 100.

De gemeente wordt vermaand God te loven vanwege Zijn genade, goedertierenheid en getrouwheid.


De HEERE is goed

1EEN1 lofpsalm.
2Gij ganse aarde, juicht den 3HEERE.

1Deze titel staat voor geen psalm dan alleen voor dezen. Sommigen menen dat dezelve placht gezongen te worden bij het lofoffer; waarvan Lev. 7:12.

2Dat is, alle gij bewoners des aardrijks. Doch versta onder dezelve alleen de gelovige kinderen Gods.

3Dat is, ter ere Gods.

2Dient den HEERE met blijdschap; komt voor 4Zijn aanschijn met vrolijk gezang.

4Te weten Godes, Die Zijn tegenwoordigheid boven de ark openbaarde.

3Weet dat de HEERE is God; Hij 5heeft ons gemaakt (6en niet wij), Zijn volk en ade schapen Zijner weide.

5Versta dit alzo, dat Hij ons geschapen heeft in Christus Jezus tot goede werken, waarin wij wandelen zouden, Ef. 2:10.

6Anders: en van Hem zijn wij. De Hebreeuwse tekst wordt verscheidenlijk gelezen.

a Ps. 95:7. Ez. 34:30, 31.

4Gaat in 7tot Zijn poorten met 8lof, in 9Zijn voorhoven met lofzang; looft Hem, prijst Zijn Naam.

7Te weten tot de poorten Zijns tempels.

8Aldus worden de lofoffers genoemd, 2 Kron. 29:31. Jer. 17:26.

9Versta de voorhoven des tempels. Zie de aant. 1 Kon. 6 op vers 36.

5Want de HEERE is goed, Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn 10getrouwheid van geslacht tot geslacht.

10Of: waarheid, te weten in het voltrekken Zijner beloften.