HET VIERDE BOEK VANMOZES,GENAAMDNUMERI

HOOFDSTUK 25.

De Israëlieten begaan hoerdom te Sittim met de dochteren der Moabieten, en afgoderij met Baäl-Peor, vs. 1, enz. De Heere beveelt Mozes de afgodendienaars om te brengen, 4. Pinehas doodt Zimri en Kozbi, 7. Daarom belooft hem God het priesterdom in eeuwigheid, 11. God beveelt de Midianieten te slaan, 17. Omdat zij arglistiglijk tegen Israël gehandeld hadden, 18.


Ontucht en afgoderij te Sittim

1EN aIsraël verbleef te 1Sittim, en 2het volk begon te hoereren met de dochteren der 3Moabieten.

1Een plaats in de woestijn, in de lage landen der Moabieten, bij de Jordaan. Num. 33:48, 49 wordt deze plaats genoemd Abel-Sittim. Hier bleef Israël tot na den dood van Mozes; toen heeft Jozua hetzelve vandaar gebracht tot aan de Jordaan, waarover zij te Gilgal passeerden, Joz. 2:1; 3:1.

2Te weten velen onder de Israëlieten (1 Kor. 10:8), want allen die deze zonde begingen, zijn omgekomen, maar die den HEERE aanhingen, bleven in het leven, Deut. 4:3, 4.

3Versta hierbij ook der Midianieten, als blijkt uit vss. 6, 17, 18.

a Num. 31:16; 33:49.

2bEn 4zij nodigden het volk tot de slachtoffers 5harer goden; en 6het volk 7at en het boog zich voor haar goden.

4Te weten de dochteren der Moabieten.

5Anders: haars gods, te weten Baäl-Peors.

6Te weten een deel van het Israëlitische volk.

7Alzo gemeenschap hebbende met haar afgoderij, 1 Kor. 10:18. Hiervoor had God de HEERE hen gewaarschuwd, Ex. 34:14.

b Ps. 106:28. Hos. 9:10.

3Als nu Israël zich koppelde aan Baäl-Peor, contstak de toorn des HEEREN tegen Israël.

c Ps. 106:29.

4En de HEERE zeide tot Mozes: dNeem 8al de hoofden des volks en hang hen 9den HEERE tegen de 10zon; zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israël.

8Te weten, die aan deze zonde schuld hebben. Zie een voorbeeld vers 14. Sommigen verstaan dat deze hoofden des volks genomen zijn geweest als rechters om de schuldigen op te hangen.

9Anders: voor den HEERE. Den HEERE, dat is, ter ere van God den Rechtvaardige, Die de zonden haat en straft.

10Dat is, in het openbaar, voor allemans ogen, zolang als de zon dezen dag schijnen zal.

d Deut. 4:3. Joz. 22:17.

5Toen zeide Mozes tot de rechters van Israël: Eenieder dode 11zijn mannen die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben.

11Die onder hem behoren, naar de orde daarvan gegeven Ex. 18:25.

6En zie, een man uit de kinderen Israëls kwam en bracht een Midianietin tot 12zijn broederen voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israëls, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst.

12Te weten, tot de Israëlieten die in het leger waren.

7Toen Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, dat zag, ezo stond hij op uit het midden der vergadering en nam een spies in zijn hand;

e Ps. 106:30.

8En hij ging den Israëlitischen man na in den hoerenwinkel en doorstak hen beiden, den Israëlitischen man en de vrouw, door haar buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israëls opgehouden.

9fDegenen nu die aan de plaag stierven, waren 13vier en twintig duizend.

13De apostel 1 Kor. 10:8 zegt drie en twintig duizend. Het is te vermoeden dat er de rechters eenduizend gestraft hebben, vers 5, en dat God er drie en twintig duizend geslagen heeft, of eenduizend is er gehangen, de rest is van Gods hand geslagen.

f 1 Kor. 10:8.

10Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

11Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israëls afgewend, dewijl hij gMijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israëls in Mijn ijver niet vernield heb.

g 2 Kor. 11:2.

12Daarom, spreek: Zie, 14Ik hgeef hem Mijn verbond 15des vredes.

14Dat is, Ik geef hem het priesterdom, dat hij dat vredelijk en voorspoediglijk erve en bezitte, hij en zijn nakomelingen, omdat hij Mij door zijn ijver heeft tevredengesteld.

15Of: te weten den vrede.

h Ps. 106:31.

13En hij zal hebben en zijn zaad na hem, het 16verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls.

16Dat is, een eeuwig priesterdom, met een eeuwig verbond bevestigd. Doch versta door eeuwig: totdat de Messias komt. Zie Hebr. 7:11.

14De naam nu des verslagenen Israëlitischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten.

15En de naam der verslagen Midianitische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een 17hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder de Midianieten.

17Ja, hij wordt onder de koningen der Midianieten gesteld, Num. 31:8.

16Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

17Handelt ivijandelijk met de Midianieten, en verslaat hen;

i Num. 31:2.

18Want zij hebben vijandelijk ktegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listiglijk tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun 18zuster, die verslagen is ten dage der plaag om de zaak van Peor.

18Dat is, die van hunlieder natie was.

k Openb. 18:6.