HET HEILIG *EVANGELIE, naar de beschrijving van^MATTHÉÜS

HOOFDSTUK 1.

1 Afkomst van Jezus Christus naar het vlees uit de voorvaderen van Abraham af. 18 Zijn ontvangenis van den Heiligen Geest en geboorte uit de maagd Maria. 22 Gelijk voorzegd was door den profeet.


Christus' geslachtsregister

1HET 1boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, 2den Zoon van aDavid, den Zoon van Abraham.

*Het woord euangelion is een Grieks woord en betekent een goede of blijde boodschap, Luk. 2:10, met welken naam in de Heilige Schrift, voornamelijk van het Nieuwe Testament, genaamd wordt de leer die de profeten en apostelen verkondigd hebben van de verlossing des mensen en van de eeuwige zaligheid, door den Messias teweeggebracht. Alzo deze door de profeten voorgesteld wordt in beloften, dat de Messias in de wereld zou komen en zulks teweegbrengen, en door de apostelen, dat Hij in de volheid des tijds in de wereld gekomen is en het werk der verlossing heeft teweeggebracht, zo wordt door dit woord ook bijzonderlijk verstaan de leer van Christus en van de apostelen van de volbrenging dezer beloften door Jezus Christus, in het vlees nu gekomen zijnde, Rom. 16:25. En nog meer bijzonderlijk de historie van de komst van den Messias in het vlees, van Zijn geboorte, leer, wonderwerken, lijden, sterven, opstanding en hemelvaart. En in deze betekenis wordt dit woord hier in den titel genomen; gelijk ook Mark. 1:1. En de schrijvers van deze historie worden daarvan ook evangelisten genaamd, hoewel dat woord ook somtijds breder genomen wordt, voor een die hier en daar gezonden wordt om het Evangelie te prediken. Zie Hand. 21:8. Ef. 4:11. 2 Tim. 4:5.
Alzo stelt hij den titel, en niet het Evangelie van Mattheüs, om te kennen te geven, dat hij niet is de voornaamste Auteur van dit geschrift, Die de Geest Gods is, 2 Tim. 3:16, maar dat hij alleen een dienaar is, dien God gebruikt heeft om dit te beschrijven. Hetzelve is ook aan te merken in de titels van de andere Evangeliën.
^Mattheüs was een zoon van Alfeüs, ook genaamd Levi, Mark. 2:14. Luk. 5:27. Van zijn beroeping tot het apostelschap schrijft hij zelf Matth. 9:9, 10, enz., en stelt zichzelven ook onder de apostelen, Matth. 10:3. Deze is de eerste geweest die de evangelische historie heeft beschreven, omtrent het negende jaar na Christus' hemelvaart, gelijk vele oude schrijvers getuigen; die ook zeggen dat hij in Ethiopië of Morenland het Evangelie zou gepredikt hebben. Sommigen menen dat hij dit Evangelie zou hebben beschreven in de Hebreeuwse taal. Maar dat is niet wel gelofelijk, alzo hetzelve nergens ooit is gezien geweest, en overmits Mattheüs niet alleen de Hebreeuwse woorden als Immanuël, Matth. 1:23, maar ook gehele redenen, als Eli, Eli, lama sabachthani, Matth. 27:46, in het Grieks overzet, hetwelk hij niet zou gedaan hebben indien hij in het Hebreeuws geschreven had; gelijk hij ook de plaatsen van het Oude Testament meest alzo verhaalt gelijk zij in de oude Griekse overzetting gesteld zijn.

1Dat is, geslachtsregister of boom der voorouders van Christus. Is een Hebreeuwse wijze van spreken. Zie Gen. 5:1.

2Deze twee, David en Abraham, worden hier vooraan gesteld, en Christus wordt bijzonderlijk hun beider Zoon genaamd, omdat dezen beiden bijzondere beloften waren gedaan, dat Hij uit hun zaad zou geboren worden. Zie Gen. 22:18. 2 Sam. 7:12. Ps. 89:30; 132:11. Waarom ook Mattheüs dit geslachtsregister eerst van Abraham heeft willen beginnen; gelijk hij ook vers 6 David bijzonderlijk een koning noemt, omdat David de eerste koning uit den stam van Juda is geweest en een klaar voorbeeld van Christus' eeuwig Koninkrijk, Luk. 1:32.

a Luk. 1:31, 32.

2bAbraham 3gewon Izak, en cIzak gewon Jakob, en dJakob gewon Juda en zijn broeders;

3De andere overzetting heeft gegenereerd. Alzo dit een Latijns woord is, is beter geacht te behouden het woord gewinnen, hetwelk meest alle oude Nederduitse overzettingen hier gebruiken.

b Gen. 21:2. c Gen. 25:26. d Gen. 29:35.

3En eJuda gewon Fares en Zara 4bij Thamar; en fFares gewon Esrom, en gEsrom gewon Aram;

4Gr. uit. Deze vrouw, alsook hierna Rachab en Ruth, vers 5, en Bathseba, vers 6, worden van den evangelist hier verhaald omdat de Schrift van dezelve iets zegt, dienende tot den staat der vernedering van Christus, en ook omdat enigen derzelve van heidense afkomst zijn geweest; opdat daarmede aangewezen zou worden, dat ook grote zondaren, en de heidenen zelve, deel zouden hebben aan de vruchten der geboorte van Christus.

e Gen. 38:27, 29. f Ruth 4:18. 1 Kron. 2:5. g Ruth 4:19. 1 Kron. 2:9.

4En 5Aram gewon Aminádab, en Aminádab gewon Naässon, en Naässon gewon Salmon;

5Deze Aram wordt Ram genaamd, Ruth 4:19.

5En Salmon gewon Boöz bij Rachab, en Boöz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jesse;

6En hJesse gewon David, den koning; en David, de koning, gewon 6Salomon bij 7degene die Uría's vrouw was geweest;

6Lukas stelt in plaats van Salomo en zijn nakomelingen Nathan, een anderen zoon van David, met zijn nakomelingen. De reden van deze verscheidenheid zie op Luk. 3:31.

7Namelijk Bathseba. Zie 2 Sam. 11:3, 27; 12:24, bij welke David Salomo gewon, als zij na den dood van haar man Uria met hem getrouwd was.

h Ruth 4:22. 1 Sam. 16:1; 17:12. 1 Kron. 2:15; 12:18.

7En iSalomon gewon Róboam, en Róboam gewon Abía, en Abía gewon Asa;

i 1 Kon. 11:43. 1 Kron. 3:10.

8En Asa gewon Jósafat, en Jósafat gewon Joram, en Joram gewon 8Ozías;

8Hier worden drie koningen overgeslagen en voorbijgegaan, namelijk Ahazia, Joas en Amazia, om het getal van veertien niet te buiten te gaan, vers 17. Van dergelijke uitlating zie een voorbeeld Ezra 7:3, vergeleken met 1 Kron. 6:7. Deze Ozias wordt ook Azaria genaamd, 1 Kron. 3:12.

9En Ozías gewon Jóatham, en Jóatham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekías;

10En Ezekías gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon Josías;

11En kJosías gewon 9Jechónias en zijn broeders, 10omtrent de Babylonische overvoering;

9Enigen voegen hierbij Jakim, en Jakim gewon Jechonias, hetwelk schijnt met het register der koningen van Juda, 1 Kron. 3:16, enz., en met het getal van veertien alhier, vers 17, niet kwalijk overeen te komen. Maar alzo meest alle oude boeken en overzettingen dit bijvoegsel van Jakim niet hebben, zo wordt datzelve hier nagelaten; temeer omdat door Jechonias in het 11de vers verstaan kan worden de vader, die ook Joakim is genaamd, en door Jechonias in het 12de vers de zoon, die ook Joachin is genaamd, en aldus wordt hier het getal van veertien ook vervuld.

10Of: in, of: ten tijde, dat is, tegen den tijd van de gevankelijke wegvoering der Joden naar Babylon.

k 1 Kron. 3:16.

12En na de Babylonische overvoering gewon lJechónias 11Saláthiël, en mSaláthiël gewon Zorobábel;

11Velen menen dat deze Salathiël niet is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, alzo hij Luk. 3:27 gezegd wordt te zijn een zoon van Neri, en het schijnt, Jer. 22:30, dat Jechonias geen kinderen nagelaten heeft; maar dat hij zijn zoon genaamd zou worden, omdat hij, als zijn naaste bloedverwant, hem in de regering van het Israëlitische volk gevolgd is. Gelijk 1 Kron. 3:16 Zedekia genaamd wordt een zoon van Jechonias, omdat hij hem ook in het rijk gevolgd is, die nochtans 2 Kon. 24:17 zijn oom genaamd wordt. Temeer omdat Luk. 3:27 gezegd wordt dat Salathiël afkomstig is geweest van het geslacht van Nathan, bij hetwelk na de Babylonische gevangenis de regering van het Joodse volk is geweest, gelijk schijnt afgeleid te kunnen worden uit Zach. 12:12. Doch anderen menen dat deze Salathiël is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, en dat Salathiël van welken Lukas spreekt Luk. 3:27, een andere Salathiël is geweest dan deze, alzo dezelve aldaar genaamd wordt een zoon van Neri. Zie de aant. aldaar.

l 1 Kron. 3:17. m Ezra 3:2.

13En Zorobábel gewon Abiud, en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor;

14En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud;

15En Eliud gewon Eleázar, en Eleázar gewon Mattan, en Mattan gewon Jakob;

16En Jakob gewon 12Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is JEZUS, 13gezegd Christus.

12Dit geslachtsregister wordt gebracht op Jozef, omdat het bij de Hebreeën niet gebruikelijk was de geslachtsregisters te brengen op de vrouwen; nochtans kan daaruit blijken dat Christus is uit het geslacht Davids, omdat het bij de Joden gewoonlijk was in zijn geslacht te trouwen, en Mattheüs, vers 1 getuigt dat hij hier het geslachtsregister van Jezus Christus verhaalt. Want dat Christus uit Juda en David afkomstig is, wordt doorgaans in de Heilige Schrift klaarlijk geleerd. Zie Luk. 1:32. Rom. 1:3. Hebr. 7:14.

13Dat is, Die toegenaamd wordt. Zie van dezen Naam Joh. 1:42.

17Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten, en van David tot de Babylonische overvoering zijn 14veertien geslachten, en van de Babylonische overvoering tot Christus zijn veertien geslachten.

14De evangelist heeft ook maar veertien koningen en vorsten uitgedrukt, omdat van Abraham tot David maar veertien geslachten van voorvaders zijn geweest. Daarom heeft hij enige geslachten der koningen en vorsten overgeslagen. Zie op vers 8. Luk. 3:24, enz.

Christus' geboorte

18De geboorte van Jezus Christus was nu aldus: nWant als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, 15eer zij samengekomen waren, werd zij 16zwanger bevonden 17uit den Heiligen Geest.

15Dat is, eer hij haar tot zich genomen had, gelijk blijkt uit vers 20.

16Anders: bevrucht. Maar het woord zwanger komt hier beter, alzo Christus eigenlijk geen vrucht van den Heiligen Geest, maar een vrucht van den buik van Maria is, Luk. 1:42.

17Dat is, door de werking des Heiligen Geestes, gelijk blijkt Luk. 1:35. Zo wordt het woordje uit ook elders genomen, als Rom. 11:36. 1 Joh. 5:1. Dit was Jozef toen nog niet bekend, maar wordt hem daarna door den engel geopenbaard, vers 20.

n Luk. 1:27, 34.

19Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde 18openbaarlijk te schande maken, was van wil haar heimelijk 19te verlaten.

18Het Griekse woord betekent zoveel als iemand, anderen tot een voorbeeld, openbaarlijk tentoonstellen en versmaadheid aandoen.

19Gr. haar te ontbinden.

20En alzo hij deze dingen in den zin had, zie, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids, zijt niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want Hetgeen in haar 20ontvangen is, Dat is uit den Heiligen Geest.

20Gr. gegenereerd of geteeld is, voor welke woorden, alzo het ene Latijn is en het andere duister, bekwamer geacht is het woord ontvangen te stellen. Van deze generatie en ontvangenis zie Luk. 1:35, 42.

21En zij zal een Zoon baren, en ogij zult Zijn Naam heten JEZUS; want pHij zal 21Zijn volk zalig maken van hun zonden.

21Dat is, degenen die Hem van den Vader gegeven waren om die te verlossen of te behouden, Ps. 2:8. Jes. 8:18. Joh. 6:37; 17:24. Hand. 18:10. Rom. 11:1, 2.

o Luk. 1:31. p Hand. 4:12.

22En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende:

23qZie, 22de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en 23gij zult Zijn Naam heten 24Immánuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons.

22De Hebreeuwse en ook de Griekse teksten spreken hier van een bijzondere maagd.

23Anders: zij zal, of: zij zullen, dat is, men zal.

24Wordt alzo genaamd ten aanzien van Zijn Persoon en ambt, omdat Hij in één Persoon beide waarachtig God en Mens is, en ons met God verenigt.

q Jes. 7:14.

24Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed gelijk de engel des Heeren hem 24*bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen,

24*Gr. verordineerd had.

25En bekende haar niet, 25totdat zij dezen haar 26eerstgeboren Zoon gebaard had, en rheette Zijn Naam JEZUS.

25Hieruit kan men niet besluiten dat Jozef haar daarna zou hebben bekend. Want deze manier van spreken brengt zulks altijd niet mede. Zie 2 Sam. 6:23. Matth. 28:20.

26Een eerstgeboren zoon is die de moeder eerst opent, Ex. 13:2, al is het dat er geen zonen of kinderen na geboren worden. Want als Ex. 11:5 gezegd wordt dat de eerstgeborenen van Egypte zouden gedood worden, zijn onder dezelve zonder twijfel ook de eniggeborenen verstaan.

r Luk. 2:21.