DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 60.

De Heere vermaant Zijn kerk dat zij zich verheuge vanwege de gelukzaligheid haar door Christus verworven, vs. 1. Haar verlichtende met ware kennis Gods, 2. Welke ook de heidenen zouden genieten, 3. Die met grote menigten zich tot dezelve zouden vervoegen, 4. Waardoor zij zou versierd, verheerlijkt en verrijkt worden, 15. En de Heere zou haar beschutten en haar Licht zijn, 16.


De heerlijkheid der Kerk

1MAAK1 u op, 2word verlicht, want 3uw Licht komt, en 4de heerlijkheid des HEEREN 5gaat over u op.

1Of: Sta op, te weten uit de duisternis en ellende, in dewelke gij dus lang gelegen hebt. Vgl. Jes. 52:2. De Heere spreekt hier Jeruzalem of Sion, dat is, Zijn gemeente aan, als te zien is vers 14.

2Te weten met volkomener kennis en wetenschap dan gij tot nog toe gehad hebt; gelijk de klaarheid van den dag verlicht of vermeerderd wordt als de zon opgaat.

3Te weten Christus Jezus, Die het Licht der wereld is, Hetwelk de harten der uitverkorenen verlicht met ware kennis Gods. Zie Luk. 2:32. Joh. 1:9; 8:12. Ef. 5:14. Of: de tijd uwer verlossing is gekomen.

4Vergelijk hiermede Openb. 21:11.

5Te weten gelijk een klaarschijnende zon, die haar licht wijd en breed uitspreidt.

2Want zie, 6de duisternis zal 7de aarde bedekken en 6donkerheid 7de volken; doch over u zal 8de HEERE 9opgaan, en Zijn heerlijkheid zal 10over u gezien worden.

6. 6Dat is, onwetendheid of onverstand. Vgl. Ef. 4:18; 5:11. Openb. 16:10. De mensen zijn vol blindheid en onwetendheid en kennen hun God en Heiland niet, totdat de Heere hen verlicht.

7. 7Te weten alle inwoners der aarde, en die volken, of al die natiën, die in de duisternis hunner onwetendheid blijven steken, verwerpende de genade der predicatie van het Heilig Evangelie.

8Dat is, de kennis van den Heere Jezus Christus.

9Als een zon. Zie Ps. 84:12.

10Of: op u verschijnen.

3En de heidenen zullen 11tot uw licht gaan, en koningen tot den glans 12die u is opgegaan.

11Of: in of bij uw licht. De zin is: De heidenen zullen ook verlicht worden met de ware kennis Gods, door de predicatie van het Heilig Evangelie, hetwelk onder u zal gepredikt worden. Vgl. Openb. 21:24. Zie ook Jes. 49:6.

12Hebr. van uw opgang.

413Hef uw ogen rondom op en zie, die 14allen zijn vergaderd, zij komen 15tot u; 16uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen aan uw zijde 17gevoedsterd worden.

13Dit spreekt de profeet, als zich verwonderende over het grote getal der mensen die uit alle kanten der wereld tot Christus zouden komen, Jes. 49:18, 22, 23.

14Te weten heidenen en koningen.

15Of: uwenthalve.

16Dat is, de gelovigen onder de heidenen, die tot de kerke Gods behoren.

17Of: opgevoed of opgetogen worden, als Jes. 49:22. Zie Num. 11:12.

5Dan zult gij het 18zien en 19samenvloeien, en uw hart 20zal vervaard zijn en 21verwijd worden; want 22de menigte der zee zal 23tot u gekeerd worden, 24het heir der heidenen zal 25tot u komen.

18Te weten met verwondering.

19Dat is, met menigten samenlopen, uit verwondering. Anders: uitbreken, te weten als een stroom, of als het licht, of als de zon. Anders: schijnen, lichten, verlicht worden. Zie Ps. 34, de aant. op vers 6.

20Niet als vrezende iets kwaads, maar van verwondering over zulk een onverwachte zaak, te weten als gij zien zult zulk een grote menigte van verscheidene volken en natiën tot den Heere Christus komen. Zie Jer. 33:9. Hos. 3:5. Zie ook Hand. 2:7.

21Te weten, zijnde vol vreugd en blijdschap.

22Dat is, de menigte dergenen die aan de zee wonen. Anders: de rijkdom der zee. Men kan het Hebreeuwse woord hier in beide de betekenissen nemen.

23Of: jegens u of te uwaarts veranderd worden, alzo namelijk dat degenen die uw vijanden waren, uw vrienden zullen worden.

24Of: de rijkdom der volken. Zie Openb. 21:26.

25Te weten om vriendschap met u te maken, uw religie aannemende.

6Een hoop kemels zal 26u bedekken, 27de snelle kemels 28van Midian en 29Efa; 30zij allen 31uit Scheba 32zullen komen; 33goud en wierook zullen zij aanbrengen en zij zullen 34den overvloedigen lof des HEEREN 35boodschappen.

26Dat is, uw land. In dit en enige der naastvolgende verzen wordt met verbloemde woorden voorzegd dat alle natiën zich zullen geven onder de gehoorzaamheid van het Heilig Evangelie.

27Zie Jer. 2 op vers 23.

28Dat is, uit het land der Midianieten, alwaar grote menigten van kemels en dromedarissen waren. Zie 1 Kron. 5:21. Zie ook Richt. 6:3, 5.

29Efa was de zoon van Midian, Gen. 25:4. Zijn nakomelingen woonden onder de Midianieten, behoudende nochtans den naam van hun voorvader Efa.

30Dat is, een grote menigte derzelve, als Matth. 3:5.

31Dat is, uit het land der Schabeeën, nakomelingen van Scheba, den zoon van Raëma, den zoon van Cusch, den zoon van Cham, Gen. 10:6, 7.

32Te weten tot de gemeenschap der kerk. Dit wordt ook van hun koningen gezegd, Ps. 72:10.

33Dat is, zij zullen hun rijkdommen gebruiken tot den godsdienst, tot onderhouding der kerkleraars, alsook der arme lidmaten der gemeente.

34Dat is, de weldaden Gods, die lof en prijs waardig zijn.

35Dat is, prediken, als een blijde boodschap verkondigen.

7Al de schapen van 36Kedar zullen tot u verzameld worden, de rammen 37van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen 38met welgevallen 39komen op Mijn altaar, en Ik zal 40het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken.

36Dat is, der Kedarenen. Van deze volken zie Ps. 120, de aantt. op vers 5. Zij waren Ismaëlieten in Arabië, nakomelingen van Abraham uit Ketura. Zie Jes. 21:13, 17. Jer. 49:28, 29, 32.

37Dat is, der Nebathieten, in het Steenachtig-Arabië; zij waren nakomelingen van Nebajoth, den zoon van Ismaël, Gen. 25:13. Hier wordt geprofeteerd dat Abrahams zaad naar het vlees ook zijn kinderen naar het geloof worden en God dienen zouden met den geestelijken godsdienst des Nieuwen Testaments. Vgl. Mal. 1:11.

38Of: met gunst, met geneigden wil, zodat Mij hun godsdienst aangenaam is.

39Dat is, geofferd worden. De zin is, dat die natiën zichzelven vrijwilliglijk op het altaar Christus zouden overgeven tot een levende, heilige en Gode welbehagende offerande, gelijk de apostel spreekt Rom. 12:1.

40Of: Mijn heerlijk huis, dat is, Mijn kerk of gemeente der gelovigen, gebouwd van levende stenen, 1 Petr. 2:5.

841Wie zijn dezen, die 42daar komen 43gevlogen 44als een wolk, en als duiven 45tot haar vensters?

41De kerk verwondert zich over haar subieten groten aanwas. Zie Jes. 49:21.

42Dat is, die daar met hopen aankomen en zich uit de heidenen tot de christelijke gemeente begeven?

43De profeet gebruikt het woord vliegen, om aan te wijzen dat degenen die zich tot den Heere Christus bekeren zouden, zozeer willig en begerig zouden zijn om tot Hem te komen, dat zij meer zouden schijnen snellijk te vliegen dan tot Hem te gaan.

44Dat is, openlijk en snellijk en ook in grote menigte. Alzo staat er Hebr. 12:1 een wolk der getuigenissen, dat is, een groot getal van getuigenissen.

45Of: tot haar gaten of holen, waar zij in wonen en haar nesten hebben.

946Want 47de eilanden zullen Mij verwachten, en 48de schepen van Tarsis vooreerst, om 49uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, 50tot den Naam des HEEREN uws Gods, en 50tot den Heilige Israëls, dewijl Hij u 51heerlijk gemaakt heeft.

46Of: Voorwaar.

47Dat is, de inwoners der eilanden, dat is, die in verre landen wonen. Zie Jes. 42:4; 51:5.

48Dat is, die in de schepen van Tarsis varen. Zie van Tarsis de aant. 1 Kon. 10:22. Zie ook Ps. 48:8.

49Dat is, degenen die van u als van een moeder zullen geboren worden door het zaad van het Goddelijk Woord, als vers 4.

50. 50Of: vanwege den Naam des Heeren; en: vanwege den Heilige Israëls. De Naam des Heeren betekent hier den Heere Zelven. Zie 2 Sam. 7:13, vergeleken met 1 Kron. 17:12. Zie ook Hand. 9:15.

51Of: zal heerlijk gemaakt hebben, of: dewijl Hij u versierd heeft, of versieren zal, te weten door de predicatie van het Heilig Evangelie, die in u zal gehoord worden, in en door dewelke de rechte hemelse wijsheid wordt voorgedragen, u strekkende tot een heerlijk sieraad.

10En 52de vreemden zullen uw muren bouwen en ahun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar 53in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.

52Dit is ten dele vervuld geworden als Cyrus en Darius den Joden hulp gedaan hebben tot wederopbouwing van de stad van Jeruzalem en van den tempel; maar inzonderheid is het in het Nieuwe Testament vervuld geworden, want velen onder de heidenen, tot Christus bekeerd zijnde, hebben mede de hand geboden tot opbouwing van het geestelijke Jeruzalem.

53Of: in Mijn goedertierenheid, dat men kan verstaan van den tijd des welbehagens. Zie Ps. 69 op vers 14.

a Jes. 49:23.

1154En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags noch des nachts toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden.

54Dit is te verstaan van de gelegenheid der kerk in deze wereld, betekenende dat de ingang in de christelijke kerk voor de godzaligen zou openstaan, Jes. 26:2. De apostel Johannes past dit op het hemelse Jeruzalem of de triomferende kerk, Openb. 21:25.

12Want het volk en het koninkrijk 55welke u niet zullen dienen, 56die zullen vergaan; en die volken 57zullen gans verwoest worden.

55Dat is, welke zich aan het Rijk van Christus niet willen onderwerpen.

56Want buiten de kerke Gods is geen zaligheid. Die behouden worden, die worden gezegd de kerk toegedaan te worden, Hand. 2:47. Openb. 21:24.

57Of: zullen gans en al vergaan. Hebr. verwoestende verwoest worden, of: met verwoesting verwoest worden, te weten die u niet willen dienen. Vgl. Ps. 37:22.

1358De heerlijkheid van Libanon zal tot u komen, de dennenboom, 59de beuk en de busboom tegelijk, om te versieren 60de plaats Mijns heiligdoms, en Ik zal 61de plaats Mijner voeten heerlijk maken.

58Dat is, de heerlijke hoge bomen, de schoonste die op den berg Libanon wassen, Ps. 29:5. Gelijk deze zijn gebruikt tot den bouw van den tempel te Jeruzalem, 1 Kon. 5:6, 9, 14, alzo zullen voortreffelijke mannen, die met bijzondere gaven des Heiligen Geestes begiftigd zijn, gebruikt worden tot opbouwing der gemeente van Jezus Christus; ja, ook koningen, vorsten en groten dezer wereld. Jes. 61:3 worden de godzaligen genaamd bomen.

59Of: pijnappelboom.

60Dat is, het heiligdom. Want aldaar zat de Heere op de ark des verbonds. Doch hier wordt gesproken van de christelijke kerk, in dewelke God woont door Zijn Geest, 2 Kor. 6:16.

61Aldus wordt de kerke Gods elders genoemd. Zie Ez. 43:7.

14Ook zullen, 62zich buigende, tot u komen de kinderen dergenen die u onderdrukt hebben, en allen die u 63gelasterd hebben, 64zullen zich nederbuigen aan de planten uwer voeten; en zij zullen u noemen 65de stad des HEEREN, 66het Sion van den Heilige Israëls.

62Dat is, met grote deemoedigheid. Zie Openb. 3:9. Zie ook Ps. 22:28, 30. Jes. 45:14; 49:23.

63Of: versmaad hebben.

64Dat is, zij zullen u eren, vanwege en in den Naam van uw Hoofd Jezus Christus.

65Van den Heere gebouwd en bewoond, Ps. 147:2, 12. Ez. 48:35.

66Aldus wordt de kerke Gods onder het Evangelie genoemd, Hebr. 12:22. Openb. 14:1. Van den berg Sion, die een beeld van de kerk van Christus geweest is, zie Ps. 2:6.

15In plaats dat bgij 67verlaten en gehaat zijt geweest, 68zodat niemand door u heen ging, zo zal Ik u stellen tot een eeuwige 69heerlijkheid, 70tot een vreugde van geslacht tot geslacht.

67Te weten van God als van uw wettigen Man. Versta hier zoveel het uiterlijke belangt, want God haat of verlaat de gemeente der uitverkorenen nimmermeer.

68Hij vergelijkt het volk Gods bij een stad, liggende woest en onbewoond.

69Of: hoogheid, voortreffelijkheid.

70Dat is, Ik zal u zodanig maken, dat alle heiligen zich over u steeds zullen verheugen. Zie Ps. 12, de aant. op vers 8.

b Jes. 49:19; 54:1, 6, 7.

16En 71gij zult de melk der heidenen zuigen en gij zult 72de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben, cuw Heiland en uw Verlosser, 73de Machtige Jakobs.

71Dat is, de heidenen en de koningen die zich tot Christus zullen bekeren, zullen u onderhouden en bevorderlijk zijn. Zie Jes. 49:23.

72Openb. 21:24 staat: de heerlijkheid en eer der koningen.

73Jakob is de eerste die aan God dezen titel gegeven heeft, Gen. 49:24. Zie Ps. 132:2, 5.

c Jes. 43:3.

17Voor 74koper zal Ik goud brengen en voor ijzer zal Ik zilver brengen, en voor hout koper en voor stenen ijzer, en zal 75uw opzieners 76vreedzaam maken en 77uw drijvers 78rechtvaardigen.

74Een profetie van de gelukkige verwisseling van den stand der kerk, door Christus vernieuwd zijnde, dat zij in plaats van vleselijke ceremoniën en een wereldlijk heiligdom geestelijke en hemelse ordinantiën zullen genieten. Zie Hebr. 9:1, 9, 10, 11, 12, 23, enz.; 12:18, 22, 28.

75Of: voorstanders. Hebr. opzicht.

76Hebr. vrede, dat is, mannen des vredes, voorstanders des vredes, die den vrede prediken of verkondigen, Rom. 10:15. Of: die tot vrede geneigd zijn. Zie Ps. 109:4; 120:7. Zie ook Job 35 op vers 13.

77Dit is hetzelfde woord dat Ex. 3:7 gebruikt wordt, en het betekent hier zowel de zielzorgers als de christelijke overheden, die het volk ter gerechtigheid drijven en houden.

78Hebr. rechtvaardigheid.

1879Er zal geen geweld meer gehoord worden in uw land, verstoring noch verbreking in uw landpalen; maar 80uw muren zult gij Heil heten 81en uw poorten Lof.

79Dit alles, en het voorgaande, zal volkomenlijk in het eeuwige leven volbracht worden. Vgl. Ez. 45:8.

80Dat is, uw muren (die groot en hoog zullen zijn, in welker fundament de namen van des Lams twaalf apostelen zijn, Openb. 21:12, 14), zullen uw inwoners zo wel beschermen, alsof zij in een sterke welbemuurde stad woonden.

81Welke twaalf zullen wezen, elk van bijzondere parelen, Openb. 21:21. De zin is: Gij zult steeds oorzaak en aanleiding hebben den Heere in uw poorten te loven. Zie Ps. 9:15.

1982De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar 83de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en 84uw God tot uw Sierlijkheid.

82Die stad heeft niet van node dat de zon of maan daarin schijnen, want God zal daarin alles in allen zijn, 1 Kor. 15:28. Vgl. Openb. 21:23; 22:5. Enigen verstaan hier door de zon en maan al de wereldse heerlijkheid en glorie, het koninkrijk, het heiligdom, ceremoniën, enz.

83Voor de Heere staat Openb. 21:23 de heerlijkheid Gods.

84Dat is, het Lam, Jezus Christus, Die het Licht of de Kaars dier stad is, Openb. 21:23.

2085Uw Zon zal niet meer ondergaan, en 86uw Maan zal Haar licht niet intrekken; want de HEERE zal u 87tot een eeuwig Licht wezen, en de dagen 88uwer treuring 89zullen een einde nemen.

85Dat is, uw God (Die uw Zon wil wezen, Ps. 84:12) zal niet meer het licht Zijns aanschijns van u nemen.

86Hebr. uw Maan zal niet verzameld worden, dat is, Haar licht niet inhouden, of: niet weggenomen, niet geweerd worden. Vgl. Joël 2:10.

87Hebr. tot een Licht der eeuwigheid.

88Of: uws rouws, of uws leeds.

89Of: zullen voleind zijn. Hebr. zullen volkomen zijn. Vgl. Openb. 21:4. Zie ook Jes. 61:2, 3.

21En 90uw volk zullen altezamen 91rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde 92erfelijk bezitten; zij zullen zijn een d93spruit Mijner plantingen, e94een werk Mijner handen, 95opdat Ik verheerlijkt worde.

90Te weten alle oprechte lidmaten der christelijke kerk.

91Te weten door het geloof aan Christus Jezus, Die hun Zijn gerechtigheid schenkt en Zijn Heiligen Geest mededeelt, opdat zij zich de gerechtigheid en heiligheid benaarstigen, Rom. 1:17; 5:19.

92Of: als een erve bezitten. De zin is: In dit leven zullen zij in Mijn kerk blijven, en hiernamaals zullen zij het eeuwig Koninkrijk der hemelen beërven, van welke beide het land Kanaän een voorbeeld geweest is. Zie dergelijke beloftenissen Ps. 37:29. Jes. 57:13. Openb. 21:7.

93Dat is, uw volk zal zijn een plant of spruit, van God, als den Akkerman, geplant in Christus, den waren Wijnstok, Joh. 15:1, 2.

94Geschapen in Christus Jezus tot goede werken, Ef. 2:10. Zie Jes. 29:23.

95Of: om Mijzelven te verheerlijken. Sommigen: opdat Ik hem verheerlijke.

d Matth. 15:13. e Jes. 29:23; 45:11.

2296De kleinste 97zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks 98te zijner tijd 99snellijk doen komen.

96Te weten hoop.

97Dat is, zal grotelijks wassen, als Gen. 24:60. De zin is: De kerk van Christus zal in het Nieuwe Testament tot verwonderens toe zeer treffelijk opwassen en vermeerderen. Anderen verstaan deze woorden aldus: Zelfs degenen die kleine gaven hebben zullen, die zullen er door hun onderwijzing vele anderen tot de kerk of gemeente leiden.

98Namelijk te bekwamer en bestemder tijd, dien Ik in Mijn raad besloten heb, dien het ons niet betaamt te weten. Zie Hand. 1:6, 7. Doch anderen menen dat dit te verstaan is van den tijd des Nieuwen Testaments.

99Hebr. doen haasten.