DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 4.

Verdere dreigementen der ellenden die den Joden zouden overkomen; inzonderheid dat er weinig mannen zouden overblijven, vs. 1. Met vertroosting der gelovigen, die overblijven zouden, dat zij door den toekomenden Messias zouden verlicht, gereinigd en beschermd worden, 2, enz.


1EN 1te dien dage zullen 2zeven vrouwen één man 3aangrijpen, zeggende: 4Ons brood zullen wij eten en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, 5laat ons alleenlijk naar uw naam genoemd worden, 6neem 7onze smaadheid weg.

1Te weten na de bovenverhaalde ellenden, waarvan onder andere een merkelijk voorbeeld is 2 Kron. 28:6, 8. Anderen voegen dit eerste vers tot het voorgaande hoofdstuk.

2Dat is, vele. Hieruit is af te leiden dat er weinig mannen zouden overblijven. Zie Jes. 3:25.

3Dat is, ten huwelijk verzoeken.

4De zin is: In plaats dat de mannen voor hun vrouwen plegen den kost te winnen, zo willen wij voor onszelven kost en klederen verdienen, gij zult voor ons niet behoeven te zorgen.

5Hebr. laat uw naam over ons uitgeroepen worden, als Gen. 48:16. De zin is: Laat ons slechts den naam hebben dat wij uw vrouwen zijn.

6Hebr. raap, of verzamel onze smaadheid. Zie Ps. 26 op vers 9.

7Te weten die smaadheid, dat wij zouden leven en sterven zonder ooit kinderen gebaard te hebben. Zie Gen. 30:23. Luk. 1:25.

De komende verlossing

28Te dien dage zal des HEEREN 9SPRUITE 10zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en 11de Vrucht der aarde 12tot voortreffelijkheid en tot versiering 13dengenen die het ontkomen zullen in Israël.

8Te weten na de bovenverhaalde ellenden; of nadat vervuld zal zijn wat God gedreigd heeft. Dit wordt hierbij gevoegd tot vertroosting des volks. Zie Jes. 1:26.

9Te weten Jezus Christus. Vgl. Jes. 11:1. Jer. 23:5; 33:15. Zach. 3:8; 6:12, met de aantt.

10Dat is, Zij zal sieraad of heerlijkheid aanbrengen.

11Dat is, Christus, Die Mens van Maria hier op aarde zal geboren worden, als de stronk van Isaï of van David tot aan den wortel zal afgehouwen zijn, Jes. 11:1.

12Of: tot uitnemendheid, of: tot hoogheid. De profeet voorzegt hier dat Christus niet alleen in en voor Zichzelven, maar ook voor Zijn gemeente, voortreffelijk en sierlijk zou zijn, dewelke Hij Zijn hemelse schoonheid zal deelachtig maken, nadat Israël in verdrukking en verachting zou zijn vervallen. Zie het Hooglied van Salomo op verscheidene plaatsen van de heerlijkheid en het sieraad der bruid sprekende.

13Hebr. de ontkoming Israëls, dat is, dengenen die de voorverhaalde straf ontkomen zouden.

3En het zal geschieden dat de overgeblevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem 14zal heilig geheten worden, een iegelijk 15die geschreven is 16ten leven te Jeruzalem;

14Hebr. heilig zal tot hem gezegd worden. Vgl. Jes. 5:20. Dat is, hij zal voor God heilig gehouden en geacht worden vanwege de verdiensten van Christus.

15Te weten van God. Anders: een iegelijk die geschreven is ten leven, zal te Jeruzalem zijn, te weten in het geestelijke Jeruzalem of de gemeente der gelovigen. Zie deze manier van spreken Ex. 32:32. Filipp. 4:3. Zie de aantt. Ps. 69:29.

16Te weten ten eeuwigen leven, in het boek des levens, want hier wordt gesproken van de uitverkoren kinderen Gods. Zie Hand. 13:48. Gal. 4:26. Hebr. 12:22.

4Als de Heere zal afgewassen hebben 17den drek 18der dochteren Sions, en 19de bloedschulden 20van Jeruzalem 21zal verdreven hebben uit 22derzelver midden, 23door den Geest des oordeels en 24door den Geest der uitbranding.

17Of: vuiligheid. Hebr. uitgang. Het betekent allerlei vuiligheid die den mensen afgaat, als Spr. 30:12. Doch hier wordt gesproken van de vuiligheid der zonden.

18Dat is, der inwoners van Jeruzalem.

19Hebr. de bloeden. Versta hier de menigvuldige bloedstortingen die binnen Jeruzalem geschied zijn, en de auteurs van die; en versta wijders hieronder al de zonden en ongerechtigheden des volks. Zie Ps. 51:16.

20Dat is, der inwoners van Jeruzalem.

21Of: gezuiverd, of afgewassen, of afgedroogd zal hebben.

22Te weten stad Jeruzalem.

23Door den Geest, Die vurig is om de goddelozen te straffen en de uitverkorenen ter zaligheid te zuiveren.

24Of: door den afbrandenden Geest. Hebr. door den Geest des brands, of der hitte, of der wegneming.

5En de HEERE zal 25over alle woning van den berg Sion en over haar vergaderingen 26scheppen een 27wolk des daags, en een 27rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles 28wat heerlijk is, zal een beschutting wezen.

25Dat is, over al de gemeenten der gelovigen. De profeet gebruikt in dit vers en het volgende vele verbloemde, of oneigenlijke manieren van spreken.

26Dat is, Hij zal de godzaligen beschermen en voorstaan, gelijk Hij eertijds de Israëlieten gedaan heeft, toen zij uit Egypte gingen en door de woestijn trokken. Zie Ex. 13:21; 14:19.

27. 27Dat is, een wolk, zo zwart of zo duister als rook. Zie Ex. 13:21.

28Te weten voor God, dat is, over alle godzaligen, die heerlijk gemaakt zijn door de gemeenschap die zij met God hebben.

6En 29daar zal een hut zijn 30tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen den 31vloed en tegen den regen.

29De profeet wil met deze woorden te kennen geven dat de Heere Zijn kinderen als een hut en beschaduwing zal wezen.

30Dat is, om een beschaduwing te maken.

31Of: inbrekenden stroom, dat is, ellenden, straffen en plagen.