DE PROFEETHÁBAKUK

INHOUD VAN DEZE PROFETIE.

DE profeet Habakuk voorzegt, dat God besloten heeft de Joden, vanwege hun lelijke en menigvuldige zonden, te laten vervallen in den handen der Chaldeeën, doch alzo, dat die ook zelven, vanwege hun zonden en boosheden, van God zouden gestraft worden. De profeet voegt hierbij een zeer beweeglijk gebed, God den Heere biddende dat de ellende die het volk van Israël en Juda overkwam, mocht zijn een Vaderlijke kastijding, niet een eindelijke uitroeiing, hfdst. 3. Wij kunnen niet zekerlijk weten wanneer Habakuk geleefd en geprofeteerd heeft; verscheidene geleerden menen, dat hij geprofeteerd heeft ten tijde der nazaten van Josia, of ten tijde van Manasse, overmits de zonden die hij bestraft, zeer wel overeenkomen met de zonden van Manasse en van het volk in die tijden levende. Immers blijkt het uit hfdst. 1:6, dat hij geleefd en geprofeteerd heeft eer Jeruzalem van Nebukadnezar is verwoest geworden. Uit dezen profeet worden enige spreuken in het Nieuwe Testament aangehaald, als Hand. 13:41. Rom. 1:17. Gal. 3:11, alsook Hebr. 10:38.