HET TWEEDE BOEK DERKRONIEKEN

HOOFDSTUK 31.

Hizkia doet alle afgodische werken afbreken, vs. 1, enz. Stelt de priesters en Levieten in hun ambt, 2. Ook order tot onderhouding derzelve, 4. Laat kamers maken, om hun inkomen daarin te verzamelen, en uit de Levieten personen tot ontvangers en thesauriers stellen, 11. Hizkia blijft godvruchtig en gezegend, 20.


Hizkía regelt den eredienst

1ALS zij nu 1dit alles voleind hadden, togen alle Israëlieten die er gevonden werden, uit tot de steden van Juda, en abraken de 2opgerichte beelden en hieuwen 3de bossen af en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook 4in Efraïm en Manasse, 5totdat zij alles tenietgemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen Israëls weder, eenieder tot zijn bezitting in hun steden.

1Te weten wat de onderhouding van het hoge paasfeest aanging, in het voorgaande hoofdstuk beschreven.

2Zie Lev. 26 op vers 1.

3Zie van de bossen en hoogten ter ere en ten dienste der afgoden gemaakt, Lev. 26 op vers 30.

4Te weten in de steden dewelke die van Juda het koninkrijk Israëls afgenomen hadden. Zie 2 Kron. 13:19; 15:8.

5Anders: totdat zij voleind hadden.

a 2 Kon. 18:4.

2En Hizkía bestelde de 6verdelingen der priesters en der Levieten naar hun verdelingen, eenieder naar zijn dienst, de priesters en de Levieten tot het brandoffer en tot de dankoffers, om te dienen en om te loven en om te 7prijzen in 8de poort van de legers des HEEREN;

6Zie 2 Kron. 8 op vers 14.

7Te weten den Heere.

8Te weten des tempels, alwaar de priesters en de Levieten in hun orden en verdelingen elk zijn dienst moest waarnemen, als in een leger. Vgl. hiermede de aant. Num. 4 op vers 3.

39Ook het deel des konings van zijn have tot de 10brandoffers, tot de brandoffers des morgens en des avonds, en de brandoffers 11der sabbatten en der 12nieuwe maanden en der 13gezette hoogtijden; bgelijk geschreven is in de wet des HEEREN.

9Te weten, bestelde Hizkia. Alsof hij zeide: De koning heeft alzo de diensten en ambten des tempels geschikt en in orde gesteld, teneinde dat eenieder zijn last wel zou waarnemen, dat hij zichzelven ook in dezen niet heeft onbelast gelaten, ordinerende dat de offeranden hier in den tekst vermeld, uit zijn eigen inkomen genomen zouden worden. Waaruit het schijnt, dat zij tevoren bekostigd en gevonden werden uit de schatten des tempels; van dewelke zie 1 Kron. 26:20.

10Zie van deze Ex. 29:38, 39, enz. Num. 28:3, 4, enz.

11Zie Num. 28:9, 10.

12Zie Num. 28:11, 12, enz.

13Zie Leviticus 23.

b Numeri 28, 29.

4En hij zeide tot het volk, tot de inwoners van Jeruzalem, dat zij 14het deel der priesters en Levieten geven zouden, opdat zij 15versterkt mochten worden 16in de wet des HEEREN.

14Te weten dat hun naar Gods ordinantie tot hun onderhoud toekwam, Num. 18:8, enz.

15Dat is, tijd en moed zouden hebben om hun dienst wel waar te nemen, zonder daarvan afgetrokken te worden om anderszins hun kost te winnen.

16Dat is, in het onderzoeken, overleggen en verklaren van de wet des Heeren; mitsgaders in het bedienen van den godsdienst in de wet bevolen.

517Toen nu dat woord uitbrak, 18brachten de kinderen Israëls vele 19eerstelingen van koren, most en olie en 20honing en van al de inkomst des velds; ook brachten zij 21de tienden van alles in met menigte.

17Dat is, toen nu dat bevel des konings ruchtbaar werd.

18Hebr. vermenigvuldigden.

19Zie van deze de wetten en ordinantiën Gods Ex. 23:19; 34:26. Lev. 2:14, enz. Num. 15:17, 18, 19, enz. Deut. 26:1, 2, enz.

20Anders: dadels. Het Hebreeuwse woord betekent honing, doch wordt hier van de Hebreeën voor dadels, of vruchten van bomen die zoete vruchten droegen, genomen, dewelke vanwege haar zoetigheid den honing gelijk zijn. Want God had nergens in Zijn wet bevolen de eerstelingen van honing te geven, maar van boomvruchten der aarde en van beesten.

21Zie van deze Lev. 27 op vers 30.

6En de kinderen van Israël en Juda die in de steden van Juda woonden, die brachten ook tienden der runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen, die den HEERE hun God geheiligd waren, en maakten 22vele hopen.

22Hebr. hopen, hopen. Zie Gen. 14 op vers 10.

7In de 23derde maand begonnen zij den 24grond van die hopen te leggen, en in de 25zevende maand voleindden zij.

23Te weten van het heilige of kerkelijke jaar. Zie 2 Kron. 15 op vers 10. Ex. 12 op vers 2. In deze maand begon de oogst in Kanaän.

24Dat is, het eerste begin van die hopen te maken.

25Zie van deze maand Lev. 23 op vers 24. Zij kwam zeer overeen met onzen september, als de vruchten van dat land in de schuren gevoerd waren.

8Toen nu Jehizkía en de vorsten kwamen en die hopen zagen, 26zegenden zij den HEERE 27en Zijn volk Israël.

26Dat is, loofden en dankten den Heere, omdat Hij het volk het hart gegeven had, zo vrijwilliglijk zijn gaven op te brengen. Zie Gen. 14:20, en de aant.

27De mensen te zegenen is hun alle goeds en welvaart toe te wensen. Vgl. Gen. 31:55, en de aant.

9En Jehizkía ondervraagde de priesters en de Levieten aangaande die hopen.

10En Azária, de 28hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot hem, en zeide: Van dat men 29deze heffing begonnen heeft tot het huis des HEEREN te brengen, is er te eten geweest en verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed toe, want de HEERE heeft Zijn volk 30gezegend, 31zodat deze veelheid overgebleven is.

28Hebr. de priester het hoofd, of: die het hoofd was. Alzo 2 Kon. 25:18. In 2 Kron. 24:6 wordt hij alleen het hoofd genaamd, namelijk der priesters.

29Dat is, deze gaven en offeranden. Want het woord heffing wordt hier in het gemeen genomen. Zie Num. 5 op vers 9.

30Dat is, goedgedaan. Zie Gen. 12 op vers 2.

31Of: zodat het overgeblevene is deze veelheid; te weten die nog voorhanden is en die gij ziet.

11Toen zeide Jehizkía dat men kamers aan het huis des HEEREN 32bereiden zou; en zij bereidden ze.

32Dat is, gereedmaken. Zie van deze kamers 1 Kon. 6:5, en de aant.

12Daarin brachten zij die heffing en de tienden en de geheiligde dingen in getrouwigheid; en daarover was Chonánja, de Leviet, 33overste, en Simeï, zijn broeder, de tweede.

33Dat is, de voornaamste thesaurier, die over deze schatten des tempels gesteld was. Naast hem was Simeï, zijn broeder, als een ondercommies, onder dezen de andere ontvangers, die in het volgende vers genoemd worden. Zie de ordinantie hiervan 1 Kron. 26:20, 21.

13Maar Jehíël en Azázja en Nahath en Asahel en Jerímoth en Józabad en Elíël en Jismachja en Mahath en Benája waren opzieners, onder de hand van Chonánja en Simeï, zijn broeder, door het bevel van den koning Jehizkía en van Azária, den 34overste van het huis Gods.

34Of: voorganger; dat is, den overpriester, vers 10.

14En Koré, de zoon van Jimna, de Leviet, de portier 35tegen het oosten, was over de vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des HEEREN en het 36allerheiligste uit te 37delen.

35Dat is, aan de oostpoort des tempels. Zie van deze 2 Kron. 23 op vers 5.

36Hebr. de heiligheden der heiligheden. Versta het overige des vrijwilligen spijsoffers, Lev. 2:3, 10, en de zondoffers, Lev. 6:17, 25, de schuldoffers, Lev. 7:1, de toonbroden, Lev. 24:9. Zie ook Num. 18:9.

37Hebr. te geven.

15En 38aan zijn hand waren Eden en Minjámin en Jésua en Semája, Amárja en Sechánja cin de steden der priesters, met getrouwigheid, om aan hun broederen in de verdelingen, 39zowel aan de kleinen als de groten, uit te delen:

38Versta zijn bijgevoegde medehelpers, die onder zijn opzicht, zorg en beleid waren.

39Naar de wet Deut. 18:8.

c Joz. 21:9.

1640(Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven) 41allen die in het huis des HEEREN gingen 42tot het dagelijks werk op elken dag, voor hun dienst in hun wachten naar hun verdelingen;

40Hebr. Benevens hun rekenen of hun rekening der geslachten; dat is, mitsgaders degenen die in hun geslachtsregisters geschreven waren van al wat mannelijk was. De zin is, dat zij niet alleen den priesters die den dienst in den tempel deden, hun deel gegeven hebben, maar ook hun zonen.

41Dat is, die in den dienst des tempels gebruikt konden worden, en dienvolgens van de kerkelijke goederen hun onderhoud moesten hebben.

42Hebr. om de zaken des daags op zijn dag, dat is, om daar te doen wat op elken dag gedaan moest wezen. Zie gelijke manier van spreken Ex. 5:13. Anders: hun dagelijkse portie voor hun dienst.

17En met 43die gesteld waren in het geslachtsregister der priesters, naar het huis hunner vaderen; ook de Levieten dvan twintig jaren oud en daarboven, in hun wachten naar hun verdelingen;

43Dat is, die in het geslachtsregister der priesters geschreven stonden; denwelken niet alleen hun onderhoud gegeven werd, maar ook den Levieten.

d 1 Kron. 23:27.

18Ook tot de geslachtsrekening met al hun kinderkens, hun vrouwen en hun zonen en hun dochters, 44door de ganse gemeente; want zij hadden zich 45in hun ambt in 46heiligheid geheiligd.

44Versta de vergadering der priesters en der Levieten, die in den tempel den godsdienst moesten verzorgen; zodat niet alleen zij voor hun personen onderhouden werden, maar er werd ook zorg gedragen voor hun vrouwen en kinderen.

45Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kron. 9 op vers 22. Anders: in of naar hun getrouwheid, of: op derzelver trouw; dat is, zich verlatende op de getrouwheid der uitdelers (van dewelke gesproken is vers 15), dat hun het tijdelijke onderhoud van dezelve zou verzorgd worden.

46Dat is, zeer naarstiglijk en vlijtiglijk geheiligd. Anders: tot de heilige dingen geheiligd.

19Ook waren onder de kinderen van Aäron, de priesters, op de velden der voorsteden hunner steden, 47in elke stad mannen die met namen 48uitgedrukt waren, om aan alle manspersonen onder de priesters en aan 49allen die in het geslachtsregister onder de Levieten gesteld waren, delen te geven.

47Hebr. in alle stad en stad.

48Als vers 15.

49Hebr. alle telling of rekening bij geslachten.

20En alzo deed Jehizkía in geheel Juda; en hij deed wat goed en recht en 50waarachtig was voor het aangezicht des HEEREN zijns Gods.

50Hebr. waarheid of trouw.

21En in alle werk dat hij begon in den dienst van het huis Gods, en 51in de wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart en had voorspoed.

51Zie 2 Kron. 14 op vers 4.