Psalm 150

1Laat nu God geprezen zijn,
In Zijn heiligdom zeer fijn.
Geloofd zij Hij en geacht,
Uit den hemel vol van kracht,
In heerlijkheid hoogverheven.
Looft Hem in Zijn werken rein,
Die Hij gewrocht heeft allein,
Die van Zijn macht tuig’nis geven.

2Van harten lovet toch Hem,
Ook met der bazuinen stem,
En met der psalteren toon,
Met trommels en harpen schoon;
Wilt Zijnen lof en prijs zingen,
Met der fluiten zoet geklank
En der orgelen gezang,
Laat Zijn ere nu voortbringen.

3Zijn goedheid zij openbaar
Gemaakt door ’t geluid zeer klaar
Der cimbalen t’ allen tijd,
Welke zeer breed ende wijd
Zijns Naams eer moeten bewijzen.
Dies alles wat daar nu leeft,
Dat zich roert en adem heeft,
Moet onzen God heerlijk prijzen.