Psalm 134

1Alle gij knechten des HEEREN,
Wilt Hem nu samen vereren;
Gij die in Zijn huis staat en waakt,
Dient Hem en Zijnen Naam grootmaakt.

2Heft de handen in heiligheid
In Zijn huis op met vlijtigheid,
Om Hem te loven t’ allen tijd;
Prijst Hem met hart en mond verblijd.

3U zal de HEER’, Die eeuwig leeft,
Die hemel en aard’ gemaakt heeft,
Uit Sion met groot’ overvloed
Zegenen met allerlei goed.