Psalm 124

1Men mag nu wel zeggen in Israël:
Had ons de HEER’ Zelve niet bijgestaan,
Had Hij onz’ zaken niet genomen aan,
Als ons de volken overvielen fel,
Om ons uit te roeien en te verslaan;

2Levendig waren wij verslonden wreed,
Want in toorne waren zij zeer verstoord.
Wij waren lang in dat water versmoord;
Want de baren gingen hoog ende breed,
Die hadden ons overdekt rechtevoort.

3De stromen hadden gegaan met geweld
Over onze hoofden terzelfder tijd.
Maar gedankt zij God, Die ons heeft bevrijd,
En Zijn volk in de macht niet heeft gesteld
Zijner vijanden, vol van haat en nijd.

4Zo de vogel den vogelvanger snel
Ontkomt, zo is onze ziel ontgaan rein.
D’ strik is ontweê’, welk’ ons omving gemein;
Wij zijn vrij; God helpt ons en niemand el,
Die hemel en aard’ heeft gemaakt allein.