IV. De lofzang van Simeon
Lukas 2:29-32

1Nu laat Gij, Heer’ oprecht,
Gaan in vreed’ Uwen knecht, 
Naar Uw beloft’ gestadig,
Nadat mijn ogen klaar
Hebben gezien voorwaar
Uwen Heiland genadig.

2Een Zaligmaker rein
Aller volken gemein,
Die aannemen Zijn lere;
Een Licht, schijnende klaar
Den heidenen eenpaar,
En ook Israëls Ere.