Het gebed des Heeren


Matthéüs 6:9-13

1O allerhoogste Majesteit,
Die, in het Rijk der heerlijkheid,
De heem’len hebt tot Uwen troon,
Wij roepen U, in Uwen Zoon,
Die voor ons heeft genoeggedaan,
Als onzen Vader need’rig aan.

2Geheiligd word’ Uw Naam; ai, geef
Dat elk, waar hij op aarde leev’,
Dien Vadernaam erkennen moog’;
Uw deugden roeme hemelhoog;
Dat elk, als kind, aan U gelijk’,
En in zijn doen Uw beelt’nis blijk’.

3Uw Koninkrijk koom’ toch, o Heer’!
Ai, werp den troon des satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof word’ eens alom gehoord,
En d’ aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G’ Uw Rijk volmaken zult.

4Uw wil geschied’, Uw wil alleen,
Als in den hemel, hier beneên;
Uw wil is altoos wijs en goed;
’t Is majesteit al wat Gij doet;
Dat ieder stil daarin berust’,
En Uw bevelen doe met lust.

5Geef heden ons ons daag’lijks brood;
Betoon Uw trouwe zorg in nood;
Gij weet wat elk op aard’ behoev’;
Dat ons dan geen gebrek bedroev’;
Dat nooit Uw zegen van ons wijk’;
Die maakt alleen ons blij en rijk.

6Vergeef ons onze schulden, Heer’;
Wij schonden al te snood Uw eer;
De boosheid kleeft ons altijd aan;
Wie onzer zou voor U bestaan,
Had Jezus niet voor ons geleên?
Wij schelden kwijt, wie ons misdeên.

7Leid ons in geen verzoeking ooit;
Verberg voor ons Uw aanzicht nooit;
Gij weet het, onze kracht is klein,
De driften veel, en ’t hart onrein;
Wat wordt er van ons in dien staat,
O Vader, zo Gij ons verlaat?

8Verlos ons uit des bozen macht;
Bescherm, en sterk ons door Uw kracht;
Wij zijn toch zwak, zijn sterkt’ is groot;
Dus zijn w’ elk ogenblik in nood;
Hier komt nog vlees en wereld bij,
Ai, sterk ons dan, en maak ons vrij.

9Want Uw is ’t Koninkrijk, o Heer’,
Uw is de kracht, Uw is al d’ eer.
U, Die ons helpen wilt en kunt,
Die, in Uw Zoon, verhoring gunt,
Die door Uw Geest ons troost en leidt,
U zij de lof in eeuwigheid.

10Ja, amen, trouwe Vader, ja!
Wij maken staat op Uw genâ.
Ons hart, o God, Die alles ziet,
Veroordeelt ons in ’t naad’ren niet;
Het zegt, daar G’ op ons bidden let,
Gelovig “Amen” op ’t gebed.