De lofzang van Simeon


Lukas 2:29-32

1Zo laat Gij, Heer’, Uw knecht,
Naar ’t woord, hem toegezegd,
Thans henengaan in vrede;
Nu hij Uw Zaligheid,
Zo lang door hem verbeid,
Gezien heeft, op zijn bede.

2Een Licht, zo groot, zo schoon,
Gedaald van ’s hemels troon,
Straalt volk bij volk in d’ ogen;
Terwijl ’t het blind gezicht
Van ’t heidendom verlicht,
En Isrel zal verhogen.