Avondzang

1O grote Christus, eeuwig Licht!
Niets is bedekt voor Uw gezicht;
Die ons bestraalt, waar wij ook gaan,
Al schijnt geen zon, al licht geen maan.

2Toon ons Uw goedheid en Uw macht,
Door Uw bescherming, dezen nacht;
Behoed ons tegen ramp en leed,
En blijf tot onze hulp gereed.

3Verkwik ons door een zoete rust,
Om goed te doen met nieuwen lust;
Dat onze slaap gematigd zij,
Ja, zelfs Uw Naam tot eer gedij’.

4Houd ons gemoed voor U bereid,
Opdat het blij Uw komst verbeid’,
Daar ’t in een stil vertrouwen leeft,
Dat Gij ons onze schuld vergeeft.

5Bescherm ons, in den bangen tijd
Van zielsverzoeking en van strijd;
Laat nooit den bozen vijand toe,
Dat hij ons enig’ hinder doe.

6Behoed het ganse Christendom;
Geef dat in kruis Uw vreugd weerom;
Vertroost het neergebogen hart,
En heel in gunst der kranken smart.

7O Vader, dat Uw liefd’ ons blijk’;
O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk;
O Geest, zend Uwen troost ons neer;
Drie-enig God, U zij al d’ eer!