1. Verklaart gij dat gij de leer van onze kerk, welke gij geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de heilige Schriften?
Zij antwoorden: Ja.
2. Belooft gij dat gij door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?
Zij antwoorden: Ja.
3. Belooft gij dat gij overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten, en dat gij uw belijdenis met goede werken zult versieren?
Zij antwoorden: Ja.
4. Belooft gij dat gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht wilt onderwerpen en onderworpen zult zijn, indien (wat God verhoede) het mocht gebeuren, dat gij u in leer of leven kwaamt te misgaan?
Zij antwoorden: Ja.