HOOFDSTUK 8.

1Vr. Heeft God nog een bijzonder bestuur omtrent de mens?
Antw. Ja; die regeert God verbondsgewijze.

2Vr. Hoeveel verbonden zijn er?
Antw. Twee: een verbond der werken, en een verbond der genade.

3Vr. Wanneer was het verbond der werken?
Antw. Voor de val.

4Vr. Met wie heeft God dat opgericht?
Antw. Met Adam, en in hem, als het hoofd, met al zijn nakomelingen.

5Vr. Wat eiste God in het verbond der werken?
Antw. Volmaakte gehoorzaamheid aan de wet.

6Vr. Welke was die wet?
Antw. De wet der liefde: God lief te hebben met al zijn kracht, en zijn naaste als zichzelf.

7Vr. Hoe kwam Adam aan de kennis van die wet?
Antw. God had die ingeschapen in zijn hart.

8Vr. Wat beloofde God in het verbond der werken?
Antw. Het eeuwige leven.

9Vr. Werd die belofte ook door enig sacrament bevestigd?
Antw. Ja; door de boom des levens.

10Vr. Wat dreigde God in dat verbond?
Antw. De dood.

11Vr. Deed God er ook nog een proefgebod bij?
Antw. Ja; niet te eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Gen. 2:17. Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.