HOOFDSTUK 3.4.

1Vr. Hoeveel Personen zijn er in het Goddelijke Wezen?
Antw. Drie: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

2Vr. Mag men het woord ‘Drie-eenheid’ wel gebruiken?
Antw. Ja; het is Schriftuurlijk. 1 Joh. 5:7. Want Drie zijn er Die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één.

3Vr. Mag men ook het woord ‘Persoon’ hier gebruiken?
Antw. Ja; dat is hier hetzelfde als het woord ‘zelfstandigheid’. Hebr. 1:3. Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid.

4Vr. Kan de Heilige Drie-eenheid wel bewezen worden uit de natuur?
Antw. Nee; maar alleen uit de Heilige Schrift; want het is een verborgenheid, wel niet tegen, maar toch boven de natuur.

5Vr. Hoe bewijst u de Drie-eenheid uit de Schrift?
Antw. 1. uit het Oude Testament; 2. uit het Nieuwe Testament.

6Vr. Hoe uit het Oude Testament?
Antw. 1. Uit teksten waar God van Zichzelf in het meervoud spreekt; Gen. 1:26. En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis. 2. Uit teksten waar God en God, Heere en Heere worden onderscheiden; Ps. 45:8. Daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uw medegenoten. Ps. 110:1. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit tot Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten. 3. Uit teksten waar de drie Personen uitdrukkelijk genoemd en onderscheiden worden. Ps. 33:6. Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.

7Vr. Hoe bewijst u de Drie-eenheid uit het Nieuwe Testament?
Antw. 1 Joh. 5:7. Drie zijn er Die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. Ook in onze Doop. Matth. 28:19. Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. Ook toen Christus gedoopt werd. Matth. 3. De Zoon werd gedoopt, de Vader sprak uit de hemel, en de Heilige Geest kwam neder als een duif.

8Vr. Waarin zijn de drie Personen één?
Antw. In Wezen.

9Vr. Waarin zijn Zij drie?
Antw. In Personen.

10Vr. Zijn Zij dan als Personen onderscheiden?
Antw. Ja; door hun Personele eigenschappen of wijze van bestaan.

11Vr. Welke is de Personele eigenschap van de Vader?
Antw. Dat Hij als Vader is door Zichzelf.

12Vr. Welke is de Personele eigenschap van de Zoon?
Antw. Dat Hij gegenereerd is door de Vader. Ps. 2:7. Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.

13Vr. Welke is de Personele eigenschap van de Heilige Geest?
Antw. Dat Hij uitgaat van de Vader en van de Zoon. Joh. 15:26. Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.

14Vr. Waarom noemt u dat Personele eigenschappen, en niet Wezenlijke?
Antw. Omdat zij niet aan het hele Wezen, maar elk alleen aan één Persoon eigen zijn.

15Vr. Wanneer is de Zoon door de Vader gegenereerd?
Antw. Al van eeuwigheid. Spr. 8:24. Ik was geboren als de afgronden nog niet waren; als nog geen fonteinen waren, zwaar van water.

16Vr. Waarom staat er dan in Ps. 2:7: Heden heb Ik U gegenereerd?
Antw. In God is een eeuwig en onveranderlijk heden.

17Vr. Is dan de Zoon de eigen natuurlijke Zoon van God?
Antw. Ja. Joh. 1:18. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.

18Vr. Waarom wordt de tweede Persoon dan eigenlijk Gods Zoon genaamd?
Antw. Omdat de Vader van eeuwigheid tot eeuwigheid hetzelfde Goddelijke Wezen aan de Zoon meedeelt. Joh. 5:26. Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven. Kol. 1:15. Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller creatuur. Hebr. 1:3. Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen. Kol. 2:9. Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk.

19Vr. Is Hij dan niet eerst Gods Zoon geworden door Zijn geboorte uit Maria, of door Zijn Middelaarsambt?
Antw. Nee; Hij is al vooraf Gods Zoon. Gal. 4:4. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, enz.

20Vr. Gaat de Heilige Geest alleen uit van de Vader?
Antw. Nee, ook van de Zoon; daarom wordt Hij ook genoemd de Geest van Christus; Rom. 8:9. Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. En de Geest des Zoons. Gal. 4:6. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader.

21Vr. Is de Heilige Geest niet maar een kracht of eigenschap van God?
Antw. Nee; Hij is een werkelijke Persoon, hebbende verstand en wil: Want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. 1 Kor. 2:10. En hfdst. 12:11. Doch deze dingen alle werkt de ene en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Hij is ook verschenen in de doop van Christus. Matth. 3:16. En Jezus gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water. En zie, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen gelijk een duif, en op Hem komen.

22Vr. Is Hij ook een onderscheiden Persoon?
Antw. Ja; Hij wordt uitdrukkelijk een Ander genoemd. Joh. 14:16. En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid.

23Vr. Waaruit bewijst men dat de Zoon en de Heilige Geest zowel God zijn als de Vader?
Antw. 1. uit Hun Goddelijke Namen; 2. uit Hun Goddelijke eigenschappen; 3. uit Hun Goddelijke werken; 4. uit Hun Goddelijke eer.

24Vr. Bewijs eens dat er Goddelijke Namen gegeven worden aan de Zoon?
Antw. 1. De Naam HEERE of Jehovah; Jer. 23:6. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn Naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE ONZE GERECHTIGHEID. 2. De Naam God. 1 Joh. 5:20. Doch wij weten dat de Zone Gods gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige Leven.

25Vr. Bewijs eens dat de Naam van God gegeven wordt aan de Heilige Geest.
Antw. Hand. 5:3, 4. En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt en onttrekken van den prijs des lands? Zo het gebleven ware, bleef het niet uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.

26Vr. Bewijs eens een Goddelijke eigenschap van de Zoon.
Antw. De eeuwigheid. Micha 5:1. En gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid.

27Vr. Bewijs eens een Goddelijke eigenschap van de Heilige Geest.
Antw. De overaltegenwoordigheid. Ps. 139:7. Waar zou ik heengaan voor Uw Geest, en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?

28Vr. Welke Goddelijke werken worden Hun toegeschreven?
Antw. De schepping en onderhouding van alles. Ps. 33:6. Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.

29Vr. Welke Goddelijke eer komt Hun toe?
Antw. In Hun Naam gedoopt te worden, in Hen te geloven, en Hen te aanbidden. 2 Kor. 13:13. De genade van den Heere Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen.

30Vr. Is deze leer nodig tot zaligheid?
Antw. Ja; omdat men daardoor God recht leert kennen, en verzoening zoeken met de Vader als Rechter, in de voldoening van de Zoon, door de werking van de Heilige Geest. Joh. 6:44. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. 1 Joh. 1:3. Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.