HOOFDSTUK 21.2.

1Vr. Wat zal er op de opstanding volgen?
Antw. Het laatste oordeel.

2Vr. Zal er een laatste oordeel wezen?
Antw. Ja. Hand. 17:31. Daarom dat Hij (God) een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen door een Man Dien Hij daartoe geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft.

3Vr. Wie zal dan Rechter zijn?
Antw. Christus, onze Zaligmaker, Die daar zichtbaar in Zijn menselijke natuur zal verschijnen.

4Vr. Waar zal dat oordeel wezen?
Antw. Op de wolken des hemels. Matth. 26:64. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels.

5Vr. Wanneer?
Antw. Van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. Mark. 13:32.

6Vr. Wie zullen daar geoordeeld worden?
Antw. Alle mensen. 2 Kor. 5:10. Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

7Vr. In hoeveel groepen zullen daar de mensen worden verdeeld?
Antw. In twee: in goddelozen en rechtvaardigen.

8Vr. Waar zal Christus die zetten?
Antw. De goddelozen aan Zijn linker- en de rechtvaardigen aan Zijn rechterhand.

9Vr. Wat zal Hij tot de goddelozen zeggen?
Antw. Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. Matth. 25:41.

10Vr. Wat zal Hij tot de rechtvaardigen zeggen?
Antw. Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beƫrft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Matth. 25:34.