HOOFDSTUK 21.1.

1Vr. Zal er een wederopstanding zijn?
Antw. Ja; beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen. Hand. 24:15.

2Vr. Wanneer?
Antw. Op de jongste dag.

3Vr. Wie zal ze opwekken?
Antw. God.

4Vr. Zullen ook de goddelozen opstaan?
Antw. Ja. De ure komt in welke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zullen uitgaan: die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis. Joh. 5:28,29.

5Vr. Met welke lichamen zullen de mensen opstaan?
Antw. Met dezelfde lichamen; anders was het geen opstanding, maar een nieuwe schepping. Zo verwachtte Job ook. Job 19:25-27. Ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.

6Vr. Is dat wel mogelijk?
Antw. Ja; bij God zijn alle dingen mogelijk. Het scheen nog veel onmogelijker de wereld uit niets te scheppen.

7Vr. Zullen de lichamen dan niet veranderd zijn?
Antw. Niet in hun wezen, maar alleen in hoedanigheden.

8Vr. In welke hoedanigheden?
Antw. Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 1 Kor. 15:53.