HOOFDSTUK 19.

1Vr. Is het gebed noodzakelijk?
Antw. Ja; het is een middel tot het verkrijgen van wat God geboden heeft. Ps. 50:15. Roep Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.

2Vr. Wie moet men aanbidden?
Antw. God alleen. Den Heere uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Matth. 4:10.

3Vr. Mag men geen engelen of heiligen aanbidden?
Antw. Nee; hun komt die eer niet toe, en zij weten van ons niet. Jes. 42:8. Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, noch Mijn lof den gesneden beelden. Kol. 2:18. Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses.

4Vr. Hoe moet men bidden?
Antw. Onder een heilige gestalte van het hart en eerbiedige gebaren van het lichaam.

5Vr. Waar moet men om bidden?
Antw. Om geestelijke en lichamelijke behoeften. Matth. 6 en Spr. 30.

6Vr. Heeft Christus ons daarvan een voorschrift gegeven?
Antw. Ja; in het gebed des Heeren. Matth. 6.

7Vr. Hoe luidt dat gebed?
Antw. Onze Vader, Die in de hemelen zijt, enz. Matth. 6:9-13.