10.3 OVER DE DADELIJKE ZONDE EN DE STRAF OP DE ZONDE

1.Hebben alle mensen ook dadelijke zonden?
Ja.
Jak. 3:2. Wij struikelen allen in vele.

2.Waarmee begaan wij die?
Met gedachten, woorden en werken.
Spr. 6:18. Een hart dat ondeugdzame gedachten smeedt, voeten die zich haasten om tot kwaad te lopen.
Matth. 12:36. Maar Ik zeg u, dat van elk ijdel woord hetwelk de mensen zullen gesproken hebben, zij van hetzelve zullen rekenschap geven in den dag des oordeels.
Matth. 15:19. Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen.

3.Liggen alle mensen dan van nature in een staat van ellende?
Ja.

4.In hoeveel stukken bestaat de ellende van de mens?
In drie:
1. in zonde;
2. in onmacht daaronder;
3. in straf.

5.Is de mens dan onder zijn zonde ook geestelijk onmachtig?
Ja, tot alle geestelijk goed.
Rom. 8:7. Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.

6.Heeft de mens dan geen vrije wil of natuurlijke krachten tot geestelijk goed?
Nee.
Ef. 2:1. En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden.

7.Zijn alle geboden, bedreigingen en beloften van God dan niet tevergeefs?
Nee, dat zijn middelen waardoor God de mens, als een redelijk schepsel, wil bewerken om zijn plicht te doen.

8.Wat is de straf op de zonden?
De dood.
Rom. 6:23. De bezoldiging der zonde is de dood.

9.Hoe is de dood te onderscheiden?
In:
- de lichamelijke dood;
- de geestelijke dood;
- de eeuwige dood.

10.Wat is de lichamelijke dood?
De scheiding van ziel en lichaam.

11.Wat is de geestelijke dood?
- De scheiding van Gods gunst;
- de onmacht in de zonde.
Jes. 59:2. Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.
Ef. 2:1. En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden.

12.Wat is de eeuwige dood?
Het eeuwig straflijden in de hel.
Openb. 14:11. En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid.

13.Verdienen alle zonden die straf?
Ja, tot de kleinste toe.
Gal. 3:10. Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.

14.Zijn er dan geen vergeeflijke zonden?
Wel in Christus, uitgezonderd de zonde tegen de Heilige Geest. In zichzelf is geen zonde vergeeflijk.
Jak. 2:10. Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle.
Deut. 27:26. Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve. En al het volk zal zeggen: Amen.

15.Is door de zonde het werkverbond vernietigd?
Ja, ten opzichte van zijn macht om iemand te rechtvaardigen.

16.Wat heeft de ellende van de mens tot gevolg?
Dat er behalve de satan geen ongelukkiger schepsel is dan de natuurlijke mens.