GELOOFSBELIJDENIS VAN ATHANASIUS

1Zo wie wil zalig zijn, dien is vóór alle dingen nodig, dat hij het algemeen geloof houde;

2en zo wie dit niet geheel en ongeschonden bewaart, die zal zonder twijfel eeuwiglijk verloren gaan.

3Het algemeen geloof is dit: dat wij den enigen God in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid eren;

4zonder de Personen te vermengen, of het wezen, de zelfstandigheid, te delen.

5Want de Persoon des Vaders is een ander, die des Zoons is een ander, die des Heiligen Geestes is een ander;

6maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één Godheid, gelijke eer, en gelijke eeuwige heerlijkheid.

7Hoedanig de Vader is, zodanig is ook de Zoon, zodanig is ook de Heilige Geest.

8De Vader is ongeschapen, de Zoon is ongeschapen, de Heilige Geest is ongeschapen;

9onmetelijk is de Vader, onmetelijk is de Zoon, onmetelijk is de Heilige Geest;

10de Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest is eeuwig;

11nochtans zijn het niet drie Eeuwigen, maar één Eeuwige;

12gelijk ook niet drie Ongeschapenen, noch drie Onmetelijken, maar één Ongeschapene, en één Onmetelijke.

13Desgelijks is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig;

14en nochtans zijn het niet drie Almachtigen, maar één Almachtige.

15Alzo is ook de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God;

16en nochtans zijn het niet drie Goden, maar het is één God;

17alzo is de Vader Heere, de Zoon Heere, de Heilige Geest Heere;

18en nochtans zijn het niet drie Heeren, maar het is één Heere;

19want gelijk wij door de Christelijke waarheid genoodzaakt worden een iegelijk Persoon afzonderlijk God of Heere te noemen,

20alzo is ons ook door het algemeen geloof verboden drie Goden of Heeren te belijden.

21De Vader is van niemand gemaakt, noch geschapen, noch gegenereerd;

22de Zoon is van den Vader alleen, niet gemaakt, noch geschapen, maar gegenereerd;

23de Heilige Geest is van den Vader en den Zoon, niet gemaakt, noch geschapen, noch gegenereerd, maar uitgaande.

24Zo is er dan één Vader, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.

25En in deze Drieheid is niet eerst, of laatst; niet meest, of minst;

26maar de ganse drie Personen hebben gelijke eeuwigheid, en zijn elkander alleszins gelijk;

27zodat in alle opzichten, gelijk nu gezegd is, de Eenheid in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid te eren zij.

28Daarom, zo iemand wil zalig worden, die moet aldus van de Drievuldigheid gevoelen.

29Maar het is tot de eeuwige zaligheid nodig, dat hij ook de menswording van onzen Heere Jezus Christus getrouwelijk gelove.

30Zo is dan het rechte geloof, dat wij geloven en belijden, dat onze Heere Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is.

31Hij is God uit de zelfstandigheid des Vaders, vóór alle tijden gegenereerd, en mens uit de zelfstandigheid Zijner moeder, in den tijd geboren;

32volkomen God, volkomen mens, hebbende een redelijke ziel en menselijk vlees;

33den Vader gelijk naar de Godheid, minder dan de Vader naar de mensheid.

34Die, hoewel Hij God en mens is, zo is Hij nochtans niet twee, maar één Christus;

35Hij is één, niet door verandering van de Godheid in het vlees, maar door de aanneming der mensheid in God;

36Hij is één, niet door vermenging der zelfstandigheid, maar door de eenheid des Persoons;

37want gelijk de redelijke ziel en het vlees één mens zijn, alzo is God en mens één Christus.

38Die geleden heeft om onze zaligheid, nedergedaald is ter helle, ten derden dage weder is opgestaan van de doden;

39opgevaren ten hemel, zit ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;

40en vandaar zal komen om te oordelen de levenden en de doden;

41bij Wiens komst alle mensen zullen wederopstaan met hun lichamen,

42en van hun eigen werken rekenschap geven;

43en die goed gedaan hebben, zullen in het eeuwige leven gaan; maar die kwaad gedaan hebben, in het eeuwige vuur.

44Dit is het algemeen geloof; hetwelk, indien iemand dit niet getrouw en vast gelooft, die zal niet kunnen zalig worden.